Binnenland | 28 oktober 1999 |
Eerste boek over kabinet-Den Uyl brengt tal van onthullingenKwestie-Bernhard leidde tot crisisDoor B. J. Spruyt Dit wordt onthuld in het boek De verbeelding aan de macht van Willem Breedveld en Peter Bootsma, dat vanmiddag in de Oude Zaal van de Tweede Kamer is gepresenteerd. Bootsma is politicoloog, Breedveld is politiek commentator van het dagblad Trouw en was tijdens Den Uyls premierschap diens politiek assistent. Het boek behandelt de periode van het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Dat kabinet was het meest linkse, meest gepolariseerde en meest omstreden kabinet van na de Tweede Wereldoorlog. Het regeerde in een tijd van polarisatie, toen de heftige politieke strijd tussen links en rechts tot in de huiskamers werd voortgezet. Voorstanders prijzen het idealisme van de ministersploeg. Tegenstanders benadrukken de aanmatigende hervormingsdrift en de drammerigheid van de toenmalige bewindslieden. Op grond van archiefonderzoek en interviews met alle nog levende oud-ministers hebben Bootsma en Breedveld geprobeerd een samenhangend portret van dit kabinet te schilderen. Er speelden tal van kwesties in die jaren: de affaire rond de abortuskliniek Bloemhove, de zaak-Menten, de oliecrisis en de vele gijzelingen. Maar het meeste opzien baarde toch het Lockheed-schandaal. Prins Bernhard zou van vliegtuigfabrikant Lockheed smeergeld hebben aangenomen om het aankoopbeleid van het Nederlandse ministerie van Defensie te beïnvloeden. Fratsen Vredeling (PvdA, Defensie), Gruyters (D66, Ruimtelijke Ordening) en Boersma (ARP, Sociale Zaken) vonden desondanks dat prins Bernhard moest worden vervolgd. Zo zegt Boersma in het boek: Als zo iemand als Bernhard dat soort fratsen uithaalt, zou hij nog zwaarder gestraft moeten worden dan een gewone jongen. Ik heb er nooit aan getwijfeld dat die man fout was. Niets aan te doen! Des te erger dat zo'n bevoorrechte man nog zoveel extra geld wilde verdienen. Uiteindelijk bezweken de ministers voor het argument van Den Uyl dat vervolging van prins Bernhard tot een constitutionele crisis zou leiden. De toenmalige premier liet zijn ministers weten dat koningin Juliana hem had gezegd: Wat u ook doet, Bernhard is en blijft mijn man. In de ministerraad werd uit die woorden de conclusie getrokken dat de Koningin in geval van een strafrechtelijk onderzoek zou aftreden. Wij wilden wel verder gaan in die kwestie van strafrechtelijke vervolging, maar niemand had zin in dat verhaal met de koningin. Dat vonden we ook te veel eer voor de prins, aldus Boersma in het boek. Ontslag De auteurs laten overigens niet na erop te wijzen dat de dreiging van een constitutionele crisis vooral om partijpolitieke redenen zo zwaar woog. De positie van het kabinet was bij een constitutionele crisis rampzalig, zeker voor een socialistische premier. De monarchie kon ondanks de kritische sentimenten van links Nederland nog altijd op zeer brede steun van de bevolking rekenen. Was onder Den Uyl de monarchie opgeblazen, dan had dat de kansen van de PvdA om verder te regeren mogelijk tot in lengte van jaren flink verlaagd. Het beeld dat Bootsma en Breedveld schetsen van een regering die in 1976 aan de rand van een diepe afgrond balanceerde, wijkt overigens af van de visie van NRC-journalist H. A. van Wijnen in diens boek De prins-gemaal (1993). Van Wijnen schreef dat niet het dreigement van Juliana en de daaruit voortvloeiende vrees voor een constitutionele crisis, maar het ontbreken van hard strafrechtelijk bewijs de regering van verdere stappen heeft doen afzien. Met de vaagheid van getuigen en een gedeeltelijke verjaring van het recht op strafvervolging zou het openbaar ministerie weinig hebben kunnen uitrichten. De rechter zou met dat materiaal nooit tot een bewezenverklaring hebben kunnen komen. Abortuskliniek Oud-premier Lubbers, destijds minister van Economische Zaken, blijkt al vroeg innerlijk afscheid van het kabinet-Den Uyl te hebben genomen. Een conflict over de vermogensaanwasdeling, een van de maatschappijhervormende voorstellen van het kabinet, liep zo hoog op dat Lubbers Den Uyl uiteindelijk toevoegde: Reken nu niet meer op mijn steun, niet alleen in deze zaak, maar in niets. Lubbers zegt in het boek dat hij om deze reden geen bemiddelingspogingen heeft gedaan in het conflict over de grondpolitiek, waarover het kabinet uiteindelijk zou vallen. In het boek bevestigen verschillende bewindslieden ook het hardnekkige gerucht dat hun inmiddels overleden collega Vorrink van Volksgezondheid in 1976 de vrouwenbeweging alarmeerde over een ophanden zijnde inval in de Bloemenhove-abortuskliniek, die door toenmalig minister Van Agt van Justitie in de ministerraad werd aangekondigd. De kliniek werd toen pijlsnel door enkele honderden vrouwen bezet, die de door Van Agt beoogde sluiting van de kliniek op die manier wisten te voorkomen. |
![]() |