Binnenland 5 oktober 1999

Senator Holdijk ziet dubbele moraal bij schrappen bordeelverbod

„Opheffing verkeerd signaal”

Door B. J. Spruyt
DEN HAAG – De Eerste Kamer behandelt vanmiddag en vanavond het kabinetsvoorstel om het bordeelverbod op te heffen. Mr. G. Holdijk, die het woord voert namens SGP en RPF/GPV, is niet optimistisch over de afloop. „Opheffing van het verbod is een verkeerd signaal, want het is de taak van de overheid de publieke zedelijkheid te beschermen.”

Door het opheffen van het bordeelverbod wil het kabinet van het exploiteren van een bordeel een legale broodwinning maken. De legalisering van vrijwillige prostitutie van meerderjarigen moet politie en justitie de mogelijkheid bieden geweld, misbruik en exploitatie van minderjarigen in de prostitutie harder aan te pakken. Gemeenten moeten volgens minister Korthals van Justitie via een lokaal vergunningenbeleid greep op de vrijwillige prostitutie krijgen.

Met de strekking van dit voorstel ging een meerderheid in de Tweede Kamer al akkoord. In de Senaat zal dat niet anders zijn. SGP-senator mr. G. Holdijk vermoedt dat principieel verzet alleen van zijn fracties en het CDA afkomstig zal zijn. „Het voorstel zal nu dus wel worden aangenomen, in tegenstelling tot het voorstel van minister Hirsch Ballin uit 1993, die zijn plannen introk toen die dreigden te worden verworpen. Dat voorstel van Hirsch Ballin ging overigens minder ver dan het huidige.

Hirsch Ballin wilde gemeenten nog de ruimte geven om bordelen te weigeren. Maar Korthals heeft in de Tweede Kamer al gezegd dat gemeenten straks niet langer het recht hebben het verbod te handhaven. Religieuze of morele argumenten moeten het afleggen tegen artikel 19 van de Grondwet, waarin het recht op vrije arbeid is vastgelegd. Gemeenten waarbinnen een grote meerderheid van de bevolking principiële bezwaren tegen prostitutie heeft, zouden zich bovendien geen reële zorgen over de komst van prostitutie binnen hun grenzen hoeven te maken.”

Mistig
Die inperking van de gemeentelijke vrijheid is een van Holdijks belangrijkste bezwaren tegen Korthals' voorstel. „Maar ons hoofdpunt is dat prostitutie nu een gewone bedrijfstak wordt, en dat strijdt met ons idee van de overheid als beschermer van de publieke zedelijkheid. Wat dat betreft is het voorstel van Korthals dus een verkeerd signaal.

Daarnaast zullen gemeenten die tot nog toe niet met prostitutie zijn geconfronteerd, dat als gevolg van de opheffing van het algemene bordeelverbod wel worden. De minister heeft uitdrukkelijk gezegd dat gemeenten bordelen niet meer mogen verbieden. Tegelijkertijd is dit punt in de Tweede Kamer wat mistig gebleven. Er is een amendement aangenomen dat heeft geleid tot een nieuw artikel in de Gemeentewet. Dat bepaalt dat een gemeenteraad een verordening met voorschriften kan opstellen voor „het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.” Dat is vooral bedoeld om de zogenaamde escortbureaus te kunnen controleren. Daarnaast blijft het mogelijk om op grond van bestemmingsplannen beperkende voorwaarden aan de vestiging van bordelen te stellen. Maar een algehele principiële afwijzing is niet meer mogelijk. Dat is een duidelijke achteruitgang ten opzichte van 1993.”

Criminele activiteiten
Uit de geschiedenis heeft Holdijk bovendien geleerd dat „het bordeelwezen altijd gelieerd is geweest aan criminele activiteiten, zoals drugs- en wapenhandel. Het kabinet denkt dit onder controle te kunnen krijgen door bordelen te legaliseren, maar van verschillende kanten wordt er gewaarschuwd dat er al snel weer een illegaal circuit zal ontstaan. Wat is dan de uiteindelijke winst die het kabinet denkt te boeken?”

Een ander probleem is het feit dat „ettelijke duizenden zo niet tienduizenden prostituées van buiten de Europese Unie in Nederland actief zijn. Die zijn hier illegaal. Voor hen zou het gewone vreemdelingenbeleid blijven gelden. Of worden ze 'gewit' nu hun arbeid legaal wordt verklaard? Dat is allemaal nog niet duidelijk.

Bovendien vind ik dat aan het voorstel een dubbele moraal ten grondslag ligt. Prostitutie wordt normaal, maar toch ook weer niet. De meeste volksvertegenwoordigers noemen de exploitatie van een bordeel nu een fatsoenlijke broodwinning, maar ze zullen er toch niet graag worden gesignaleerd.”