Binnenland 10 september 1999

„Ik heb geen paniek gevoeld”

Door J. Visscher
SEPPE – Vliegenier Wil van Spaandonk (52) en zijn drie makkers zullen de afgelopen dagen niet gauw vergeten. Kort na de start ging hun vliegtuigje in vlammen op. Zelf bleven ze ongedeerd. Van Spaandonk: „Ik heb geen paniek gevoeld.”

Op het vliegveld bij de Oostenrijkse stad Hohenems leek er geen vuiltje aan de lucht, afgelopen dinsdag. „Vooraf hebben we de gebruikelijke tests uitgevoerd, een klus van een kwartiertje”, blikt Van Spaandonk terug.

„Alles leek in orde. De motor maakte voldoende toeren. Toen we van de verkeerstoren een seintje kregen, konden de remmen los. In eerste instantie ging het nog goed. We gingen harder rijden. Bij een snelheid van 65 knopen (120 km/u) kwam het toestel los van de grond.”

Niet veel later bleek dat er iets grondig mis was. „Het toerental van de motor liep terug. We vlogen ongeveer op 5 meter boven de grond en zakten naar beneden”, zegt de inwoner van Rijen, die tijdens de crash achter de stuurknuppel van de vierzitter zat.

Bomen
„Op zo'n moment denk je onmiddellijk: Wat moet ik doen om die kist aan de grond te krijgen? De procedures voor een noodlanding zitten tussen je oren. Ik heb meteen de wielen ingetrokken. Dan heb je minder weerstand en kun je nog een beetje blijven vliegen. Op zo'n hoogte is daar natuurlijk niet zoveel tijd voor.

Als de vliegtuigmotor het begeeft, kun je nog een tijdje vooruit. Je moet de hoogte tot de grond vermenigvuldigen met 10. Dus als je op 5 kilometer vliegt en je motor valt uit, kun je nog 50 kilometer benutten om te landen. Wij hadden dus nog ongeveer 50 meter.

Tijdens de noodlanding vlogen we over een weiland. Ik probeerde bomen te ontwijken. Op een gegeven moment raakte de tip van de linkervleugel een doelpaal. De vleugel vatte vlam. Even later schoof de buik van het vliegtuig over het gras. Er heerste geen paniek. We konden redelijk rustig uitstappen en hebben zelfs nog wat bagage kunnen grijpen. Even later kwamen brandweerwagens en ziekenwagens aanrijden. Maar toen was er weinig meer te blussen.”

Auto met vleugels
„Ik ben niet echt geschrokken. Had daar ook geen tijd voor. Het gebeurde allemaal in tien seconden. Leuk was het niet. Maar ik heb geen moment gedacht dat de noodlanding zou mislukken. Gelukkig zijn we er allemaal zonder kleerscheuren van afgekomen.”

Het uitgebrande vliegtuigje was eigendom van Van Spaandonk en onder meer zijn drie vliegmakkers Paul van den Berg (50) uit 's-Gravenmoer, Gerard van Dijnsen (55) uit Breda en Henk van Gils (56) uit het Belgische Hoogstraten, de drie die ook in het toestel zaten.

De Mooney M 20R –van Amerikaanse makelij– die is uitgebrand, was nog maar een jaar oud. Onzeker is nog of de vliegeniers opnieuw een eigen toestel aanschaffen. Zeker is dat de vier vliegfans gauw weer de lucht in willen. „We hebben niet zoiets van: Dit nooit meer.”

De afgelopen vijftien jaar heeft de vliegenier menige luchtreis gemaakt. Groningen en Maastricht liggen naast de deur. Spanje is drie uur vliegen. „Wij hebben, zeg maar, een auto met vleugels.”

Vrijheid
Van Spaandonk, in het dagelijks leven accountant, en zijn makkers kunnen met gemak verre oorden bereiken. „Het mooie is dat je in korte tijd veel interessante dingen kunt zien. Zo zijn we eens naar Curaçao gevlogen. Of naar Indonesië. Met je vliegtuigje kun je dan meteen ook naar Bangladesh en Nepal. Je hebt veel vrijheid. Dat is plezierig.

Je komt in aanraking met tal van culturen. Je hebt alleen maar een grasbaan nodig van een meter of 700 lang. We zijn eens naar een afgelegen gebied in Noord-Pakistan gevlogen. De normale lijndienst komt daar niet.”