Binnenland28 mei 1999

Hoofdstuk VII regeerakkoord cruciaal bij lijmen paars

Lijst met lokkertjes voor D66

Door A. de Jong
DEN HAAG – Een kleine week is informateur Tjeenk Willink nu bezig om met driecomponentenlijm de barsten in de paarse vaas te helen. Eén scherf past er niet goed meer in: die van het correctief referendum. Andere scherven, alle betrekking hebbend op staatkundige vernieuwing, moeten bijgeslepen, omgevormd en opgepoetst worden om de vaas weer enigszins toonbaar te maken.

Formatie- en informatieperioden zijn in het Nederlandse bestel altijd met geheimzinnigheid omgeven. Politici zijn in die tijd als broedende kippen die niet gestoord willen worden. Toch valt er wel íéts te zeggen over de vorderingen die informateur Tjeenk Willink en de paarse onderhandelaars deze week gemaakt hebben.

„Het ziet er nu een stuk zonniger uit dan vorige week”, zei PvdA-fractievoorzitter Melkert gisteren. „Stukje bij beetje komen we verder”, was het commentaar van VVD-leider Dijkstal. Hun voorzichtig optimisme is niet alleen gegrond op de houding van De Graaf (D66), die in vergelijking met vorige week iets toeschietelijker is geworden. Het is ook gebaseerd op hun gezamenlijke afspraak met Tjeenk Willink om het speelveld te beperken tot thema's die verband houden met staatkundige vernieuwing. Op dat terrein moet voor D66 aanvaardbare compensatie worden gevonden. Zo'n afspraak schept alvast duidelijkheid.

Deze afspraak lijkt verder te impliceren dat de suggestie om het regeerakkoord open te breken, is losgelaten. Oplossingen moeten nu gezocht worden in nadere toespitsingen van hoofdstuk VII van het regeerakkoord: het hoofdstuk dat als titel ”kwaliteit van het bestuur” heeft meegekregen. Welke thema's staan daarin en hoe kunnen die, ter bevrediging van D66, nader uitgewerkt worden?

• Het eerste onderwerp dat in dit hoofdstuk genoemd wordt, is het correctief referendum, het onderwerp waarover de breuk in paars is ontstaan. Opnieuw indienen van het omstreden wetsvoorstel lijkt nog steeds tot de mogelijkheden te behoren, maar D66 wil na de nacht van Wiegel, hoe dan ook, méér. Door het wegstemmen van het correctief referendum is zo veel tijd verloren, redeneert De Graaf, dat andere staatkundige vernieuwingen nodig zijn om de inbreng van D66 in de coalitie herkenbaar en substantieel te houden.

• Een mogelijk alternatief voor het correctief referendum is het raadplegend referendum. Omdat burgers hierbij slechts een adviserende en geen doorslaggevende stem hebben, gaat het voorstel veel minder ver dan het correctief referendum. Hier geldt dus in versterkte mate dat D66 extra compensatie wil. Merkwaardig is dat VVD-leider Dijkstal de opvatting uitdraagt dat het raadgevend referendum niet in het regeerakkoord staat –wat formeel juist is–, zodat het niet gebruikt mag worden om D66 te paaien.

Nog een pikant detail: voormalig D66-leider Van Mierlo keerde zich enkele jaren geleden scherp tegen een voorstel van GroenLinks om over de invoering van de euro een raadplegend referendum te houden. Van Mierlo, die toen minister van Buitenlandse Zaken was, zei dat hij raadplegende referenda lang niet ver genoeg vond gaan.

• Gedeeltelijke invoering van een districtenstelsel is een andere mogelijkheid om D66 binnenboord te houden. Het districtenstelsel staat al vanaf het allereerste begin in de verkiezingsprogramma's van de Democraten. Het onderwerp verdient in zekere zin meer het predikaat ”kroonjuweel” dan het correctief referendum, dat lange tijd in de geschiedenis van D66 nauwelijks een rol speelde. Voordeel van een (gedeeltelijk) districtenstelsel is volgens D66 dat de band tussen kiezer en gekozene sterker wordt. Het regeerakkoord duidt het thema alleen aan als „enige versterking van het regionale element en de herkenbaarheid van personen bij de Tweede Kamerverkiezingen”, die gewenst zou zijn.

Inmiddels is de Kiesraad bezig zich een oordeel te vormen over meer toegespitste voorstellen van minister Peper. Een daarvan is het land in vijftien districten te verdelen en de kiezer twee stemmen te geven, waarvan één uitgebracht kan worden op een nationale lijst en één op een regionale kandidaat. De nationale lijsten zorgen voor vijftig kamerleden, de regionale voor honderd. Het is niet geheel duidelijk hoe D66 op dit punt tegemoetgekomen kan worden. Misschien door meer tempo te maken met het advies van de Kiesraad.

• Hetzelfde geldt voor de gekozen burgemeester. In het regeerakkoord stelt de coalitie een tweesporenbeleid voor: enerzijds de Gemeentewet wijzigen zodat een volksraadpleging gehouden kan worden over kandidaten, anderzijds de benoemde burgemeester uit de Grondwet lichten, zodat eventueel in de toekomst een gekozen burgemeester mogelijk wordt. Ook hier geldt dat ten gerieve van D66 de gekozen procedures wellicht iets versneld kunnen worden. Maar veel sneller zal het niet kunnen.

• Een laatste mogelijkheid die het regeerakkoord biedt is de macht van de Eerste Kamer te beperken. In het regeerakkoord staat dat het kabinet „met voorstellen komt inzake de verkiezing en de positie van de Eerste Kamer.” Van die voorstellen is tot nu toe niets gekomen. Gisteren heeft met name de VVD voorgesteld het functioneren van de Eerste Kamer bij de lijmpogingen van paars te betrekken. Zo zou de Senaat zich in de toekomst moeten onthouden van zuiver politieke beoordelingen. Terugkeer naar het stelsel waarbij senatoren voor 6 jaar worden gekozen en waarbij om de 3 jaar de helft van de Senaat wordt vervangen, zou eraan bij kunnen dragen dit staatkundige orgaan te depolitiseren. Volgens minister De Grave van Defensie zou de Eerste Kamer aan het regeerakkoord moeten worden gebonden. Voorstellen van deze aard lijken een aardige kans te maken bij D66 in de smaak te vallen, omdat het juist de Senaat geweest is die de huidige kabinetscrisis veroorzaakte.