Binnenland13 april 1999

Hr. Ms. Rotterdam kan scoren in Kosovo-oorlog

Dé kans voor de marine

Door R. Pasterkamp
VLISSINGEN – De F-16's van de luchtmacht dagelijks in beeld, de hulpverleners van de landmacht dikwijls in de krant en „ons” fregat bleef nergens. Het naar Albanië sturen van Hr. Ms. Rotterdam gevuld met mariniers is niet alleen maar een gebaar van goede wil. Het was voor de marine zorg om erbij te komen.


In Vlissingen gaan morgen de trossen los waarna de commandant, kapitein ter zee W. I. Willems, en zijn mannen en vrouwen de steven wenden naar de Adriatische Zee. Een reis van een week. Onderweg wordt de eerste verjaardag van de Rotterdam gevierd; het schip is op 18 april een jaar in dienst van de marine.

Eigenlijk is de Rotterdam geen oorlogsschip. In deze krant werd de boot vorig jaar als een „cruiseschip voor de mariniers” getypeerd. De Rotterdam is zo'n beetje een varend dorp, vliegveld en haven tegelijk. Ruim 166 meter lang en even hoog als een flatgebouw van tien verdiepingen. Het schip telt 123 bemanningsleden en kan met gemak 600 mariniers meenemen. Dat legertje militairen moet een maand lang op zee kunnen blijven zonder een haven aan te doen. Aan boord is een compleet ziekenhuis inclusief twee operatietafels, intensive-carebedden en ziekenzalen.

Achter op het schip is een groot helikopterdek. Het unieke van de Rotterdam is dat het zijn achterkant kan laten zakken. Door miljoenen liters water in de ballasttanks te pompen zakt het schip ongeveer 4,5 meter. In het ruim ontstaat zo een kleine haven. Landingsboten kunnen in- en uitvaren om mariniers, vrachtwagens, rupsvoertuigen en ander materieel op de kust te zetten.

Grote afstand
De Koninklijke Marine is wat trots op de Rotterdam. Zo trots dat ze zelfs een tweede amfibisch transportschip wil. En als het aan minister De Grave van Defensie ligt, ook krijgt. In de begin dit jaar gepresenteerde Hoofdlijnennotitie wordt op bijna alles binnen de krijgsmacht bezuinigd. Behalve op de zeesoldaten. Die krijgen er een (derde) bataljon en een nieuw schip bij. Kosten: dik 300 miljoen gulden. „Gezien de noodzaak op grote afstand van het eigen grondgebied te opereren”, rechtvaardigt De Grave zijn keuze. De tweede Rotterdam moet in 2007 operationeel zijn.

De Hoofdlijnennotitie is een discussiestuk. De definitieve plannen legt De Grave vast in de nieuwe Defensienota, die begin volgend jaar verschijnt. En voordat de minister nu op andere gedachten komt moet de marine wel even laten zien wat de eerste Rotterdam kan. Al maanden broedt de admiraliteit op inzet van het grootste marineschip dat Nederland in huis heeft. Dit is dé kans voor de marine.

Niemand in een legeruniform zegt het hardop, maar de Kosovo-oorlog is voor de verschillende krijgsmachtonderdelen een uitgelezen gelegenheid om te scoren. Om te laten zien waar het leger voor staat. Dat de F-16's bij de operatie ”Allied Force” goede diensten bewijzen steekt de luchtmacht niet onder stoelen of banken. De ”hit” waarmee een Mig-29 uit de lucht werd geknald dreunt nog lang na. Toch verliest de luchtmacht in de Hoofdlijnennotitie een squadron F-16's (achttien vliegtuigen). Kritiek op dit besluit sluimert. Gewacht wordt op een strategisch moment om naar buiten te brengen dat een squadron F-16's minder eigenlijk niet kan. Zeker niet in tijden van oorlog.

Theater
De landmacht doet intussen waar ze goed in is: tentenkampen aanleggen, wegen verharden, zorgen voor de logistiek. Dat ze in de Hoofdlijnennotitie wat tanks verliest is niet erg.

In het Kosovo-plaatje („het theater”, zoals de Amerikanen een oorlogsgebied noemen) ontbrak tot dusver de Koninklijke Marine. Akkoord, op de Adriatische Zee dobbert het fregat de Bloys van Treslong. Maar wie heeft daar sinds het uitbreken van de oorlog iets van vernomen? De NAVO-operatie ”Allied Harbour” in Albanië kwam voor de marine op het juiste moment. De Rotterdam ernaartoe, flink wat mariniers mee en we zullen wel even laten zien wat we kunnen. Overigens moet het enorme schip eenmaal in de Adriatische Zee wel worden beschermd. Want met twee snelvuurkanonnen van het type Goalkeeper en vier mitrailleurs aan boord begin je niet zo veel.

De commandant van het korps mariniers kan tevreden zijn. En dat is generaal-majoor Egbert Klop ook, getuige een interview met hem in de laatste ”Alle Hens”, het maandblad van de marine. „Er bestaat steeds meer behoefte aan amfibisch expeditionaire, snel inzetbare eenheden”, zegt Klop. „Dan ben je bij ons aan het goede adres.”