Binnenland

Amerikaans vrijwilligersmodel gaat in Nederland niet op

Fundamentalist helpt 'heiden'

Door G. Wolvers
DEN HAAG – Kerkgangers zijn actief in vrijwilligerswerk. Dat was al bekend uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek, maar het vandaag verschenen rapport ”Vrijwilligerswerk vergeleken” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bevestigt dat.

Dat „fundamentalistische christenen” –laten wij ze bijbelgetrouwe protestanten noemen– andersdenkenden wantrouwen en daarom minder actief zouden zijn in vrijwilligerswerk, zoals het persbericht van het SCP suggereert, klopt in Nederland zeker niet.

De conclusie is gebaseerd op hoofdstuk 7 van het rapport dat is geschreven door de Amerikaanse hoogleraar Eric. M. Uslaner. Zijn hoofdstuk biedt een analyse van het vrijwilligerswerk in de Verenigde Staten (VS).

De stekels gaan echter overeind bij de 'conclusie' van de Amerikaanse wetenschapper Putnam dat religieuze waarden deelname aan het maatschappelijk verkeer niet bevorderen. Uslaner neemt die vooronderstelling over. Putnam en Uslaner gaan ervan uit dat de groei van het protestantse fundamentalisme in de VS betrokkenheid bij de grotere gemeenschap vermindert.

„Zij verschansen zich dan ook in hun eigen gemeenschap en verrichten al hun vrijwilligerswerk onder hun eigen soort mensen. Zulke goede werkzaamheden mogen dan op zichzelf lovenswaardig zijn, maar zullen veel minder mensen ten goede komen dan vrijwilligerswerk en engagement in de wereld in ruime zin.”

Algemeen vertrouwen
Voor de Amerikaanse situatie zouden de wetenschappers gelijk kunnen hebben. Het is bekend dat de protestantse kerken daar, ook bijbelgetrouwe kerkverbanden, veel sociale activiteiten organiseren voor de eigen kerkleden, tot basketbalwedstrijden en feestjes toe. Actief zijn in de kerk betekent dus inderdaad het (slechts) ontmoeten van en actief zijn voor de mensen in de eigen 'zuil'.

Uslaner redeneert dat voor vrijwilligerswerk een zeker algemeen vertrouwen in de mens nodig is. Religieuze waarden kunnen ertoe leiden dat fundamentalisten mensen met een afwijkende overtuiging, „heidenen”, wantrouwen. Dat versterkt het gedrag van met name actieve protestantse fundamentalisten om zich niet in het vrijwilligerswerk voor de (buiten)wereld te storten.

Uslaners kritiek is wellicht begrijpelijk. Momenteel rekent 38 procent van alle Amerikaanse christenen zich tot de wedergeborenen. Van alle protestanten is dat 51 procent. In het zuiden noemt zelfs 60 procent van de protestanten zich zo. En als zijn redenering klopt, is er reden om de toekomst van het Amerikaanse vrijwilligerswerk met angst en beven tegemoet te zien.

Wat de Nederlandse situatie betreft, slaat Uslaner de plank volledig mis. Hij beoogt weliswaar niet de Amerikaanse analyse los te laten op Nederland, maar het persbericht suggereert dat wel.

Buiten de kring
Nederlanders uit de gereformeerde gezindte kunnen worden gerekend tot de groep die Uslaner fundamentalistische christenen noemt. Een niet onbelangrijk deel van het vrijwilligerswerk dat binnen de gereformeerde gezindte wordt gedaan, komt ten goede aan mensen buiten de eigen kring.

Een organisatie als de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind helpt ongewenst zwangere vrouwen die grotendeels niet de levensopvattingen van de gereformeerde gezindte delen. De VBOK drijft in plaatselijke werkgroepen behalve op rooms-katholieken, voor een belangrijk deel op vrijwilligers uit de gereformeerde gezindte, van links tot rechts.

In mindere mate is hetzelfde over de Nederlandse Patiënten Vereniging te zeggen. De plaatselijke projecten van deze organisatie worden voor een groot deel gedaan door vrijwilligers vanuit de gereformeerde gezindte, naast natuurlijk mensen met andere levensbeschouwingen. En ook deze instelling organiseert activiteiten, zoals thuiszorg en palliatieve zorg, die niet alleen aan de eigen groep ten goede komt.

Er is ook een aantal kleine initiatieven in de gereformeerde gezindte dat goeddeels is gericht op hulp aan buitenkerkelijken. Te denken valt aan stichting Ontmoeting voor dak- en thuislozen in Rotterdam en Epe, en stichting Kuria, een hospiceproject voor terminale kanker- en aids-patiënten in Amsterdam.

Ontwikkelingshulp
Ten slotte zijn veel vrijwilligers actief bij stichtingen die onbekenden in het buitenland helpen, door middel van ontwikkelingshulp en zendingswerk. Honderden vrijwilligers van zendingscomités zamelen geld in voor 'de zending', die ook aan ontwikkelingshulp doet. Ook bij een ontwikkelingsorganisatie als Woord en Daad (800 vrijwilligers) en de vele stichtingen en comités voor Oost-Europa zijn vrijwilligers onmisbaar. Dr. J. de Hart bevestigt in hoofdstuk 8 min of meer deze analyse. Hij constateert dat mensen die naar de kerk gaan, veel meer maatschappelijk betrokken zijn dan niet-kerkelijken.

Veel kerkgangers van minder orthodoxe signatuur zullen inderdaad betrokken zijn bij vrijwilligerswerk in de politiek, milieubeweging of mensenrechtenorganisaties. Een groot deel van de Nederlandse kerkgangers bestaat echter uit –excuus, prof. Uslaner– ”fundamentalistische christenen”.

De opsomming is niet bedoeld om te zeggen hoe goed wij wel niet zijn. Het is wellicht een bewijs van het tegendeel van Uslaners bewering dat mensen veel aan sport moeten doen om optimisme en gemeenschapszin te bevorderen. Zijn vraag is namelijk hoe een groter vertrouwen in de mensheid kan worden aangekweekt. Als de overdracht van dat optimisme in het gezin ligt, zo stelt hij, „bevinden wij ons op drijfzand.” Gezinsstructuren hebben in het gehele westen weinig succes gekend en, zo verzucht hij, „wij weten niet hoe we sterke gezinnen moeten creëren.”

Misschien mag Uslaner een fundamentalistisch advies worden gegeven: Lees de Bijbel, daar staat in hoe het gezinsleven behoort te zijn.