Binnenland

„De specialist was blij met mijn levenswensverklaring”

Elke dag een gave

Door G. Wolvers
Het mag geen zwanenzang worden, zegt Gé van Leijenhorst (70) als hij een interview toezegt. Het oud-CDA-kamerlid is ernstig ziek. Desondanks wil hij het gesprek hebben over het hier en nu, over zijn inspanningen voor de levenswensverklaring én over de toekomst.

„Ik werk elke dag een uur in de tuin als het weer en mijn gezondheid het toelaten”, zegt Van Leijenhorst, terwijl hij het raam uitkijkt. Zijn huis “Op de Barg” ligt op de uitlopers van de Garderense Duinen, een rij zandheuvels in het Speulderbos. Met genoegen kijkt de heer des huizes naar het resultaat. Tussen twee boompartijen door loop het gazon glooiend naar beneden. Binnen pronken in een glazen vitrinekast verscheidene houten en marmeren schaakspellen uit alle delen van de wereld. Het verzamelen hiervan was een van de weinige hobby's waar Van Leijenhorst tijdens zijn politieke carrière tijd voor had.

Op tafel staat een doos met foto's. „Ik heb bergen foto's uit de tijd dat ik staatssecretaris en kamerlid was. Toen had ik geen tijd om ze in te plakken, dus kwamen ze in schoenendozen terecht, die zich opstapelden. Nu ben ik bezig erachter te komen welke foto's bij welk bezoek horen. Dat haal ik dan weer uit mijn lijst van spreekbeurten. De speeches die ik als staatssecretaris heb gehouden, heb ik allemaal meegekregen”.

Gerard van Leijenhorst werd op 11 juni 1928 geboren in Lunteren. In 1949 begon hij zijn studies natuur- en scheikunde en filosofie, om in 1961 af te studeren. In 1955 werd hij docent aan het Christelijk Lyceum in Gouda. In 1956 trouwde hij. Het echtpaar werd gezegend met vier kinderen: twee jongens, twee meisjes. Van Leijenhorst was zes jaar ouderling van de hervormde gemeente Gouda, bij ds. H. C. van Itterzon. In 1971 werd hij kamerlid voor de Christelijk-Historische Unie (CHU), dat later opging in het CDA.

Van Leijenhorst stond bekend als de behoudende man in het CDA. Hij kreeg bekendheid door in 1980 samen met één ARP-collega tegen de abortuswet van zijn eigen regering te stemmen. Deze wet hield abortus in het Wetboek van Strafrecht, maar legaliseerde de bestaande abortuspraktijk. De wet werd met de meerderheid van één stem, die van de DS'70'er Nijhof, aangenomen.

In het 'vechtkabinet'-Van Agt/Den Uyl (1981-1982) en in het rompkabinet-Van Agt/Terlouw (1982) was Van Leijenhorst staatssecretaris van binnenlandse zaken. De onderwijsman in hart en nieren kon in het kabinet-Lubbers I (1982-1986) overstappen naar zijn lievelingsterrein. Na dit kabinet werd hij weer 'gewoon' kamerlid. In 1994 nam de “Bonder in het CDA” afscheid van het politieke handwerk.

„Er is iemand bij me geweest die een biografie over me wilde schrijven”, vertelt hij. „Daar heb ik geen zin in. Ik wil liever zelf schrijven. Ik hoop dat het mij wordt gegeven dat te doen. Dat zal echter meer bedoeld zijn voor onze kinderen en kleinkinderen dan voor de openbaarheid. Mijn vriend Ed van Thijn, minister van binnenlandse zaken in de tijd dat ik staatssecretaris was, schrijft veel van die boekjes. Ik vind ze te snel weer bij De Slegte terug. Niemand zit op je belevenissen te wachten. Het gaat mij veel meer om de inhoud. Ik wil bijvoorbeeld nog wel eens nagaan wat mij destijds heeft bewogen en hoe het heeft uitgepakt”.

Een voorbeeld daarvan is de abortuskwestie. „Die heeft mij zeer beroerd. Het CDA was ook tegen abortus, daar was geen verschil van mening over. Maar de partij wilde een compromis sluiten. Het CDA heeft een andere weg gekozen dan ik. In die tijd ben ik zwaar onder druk gezet om voor die wet te stemmen. Het ging ten slotte om één stem. Ik heb er nachten wakker van gelegen. Veel mensen uit het land schreven me brieven, een grote kartonnen doos vol.

Ik voorzag toen al dat abortus in de praktijk zou worden gelegaliseerd. De praktijk nu is niets anders dan wat het initiatiefwetsvoorstel-Roethof/Lamberts (PvdA/D66) destijds beoogde. Op dit gebied kun je geen compromissen sluiten. Abortus provocatus kán niet. Een rooms-katholieke oud-collega zei onlangs tegen mij: „Toen wij voor dat abortuswetsontwerp hadden gestemd, begon het bij het CDA mis te gaan”.

Ik heb niet vooropgelopen bij de totstandkoming van het CDA. Ik heb het betreurd dat de CHU verdween, maar ik heb wel het gevoel dat het goed was. Anders hadden we geen van drieën meer meegeteld in het politieke krachtenveld. Met een aantal CHU'ers heb ik m'n uiterste best gedaan een door mijzelf geformuleerd beginselartikel, bijna hetzelfde als van de CHU, in het beginselprogramma van het CDA te laten opnemen. Dat is gelukt. Het is echter onmiskenbaar dat het theocratisch gedachtegoed in het CDA verloren is gegaan. De tijd heeft natuurlijk ook meegespeeld. In de jaren '80 hebben we een grote ommekeer in het denken gehad, denk aan de ethische verschuivingen op het gebied van de seksualiteit”.

Waar bad u concreet om tijdens uw politieke carrière?
„Om wijsheid bijvoorbeeld, voor de dingen die ik die dag moest doen. En dat God wordt erkend in het dagelijks leven. De overheid is Gods dienares en het parlement is medeoverheid. Elke beslissing is dus belangrijk. Dat heb ik met name bij die ethische onderwerpen sterk ervaren. Je kon het niet maken je stem te geven aan wetgeving die ethische misstanden sanctioneert. Opnieuw zeg ik: De overheid is Gods dienares en in Zijn dienst sta je ook als parlementslid”.

Van Leijenhorst is afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten. Vanaf zijn hbs-tijd kerkte hij bewust hervormd. Zijn functioneren binnen de Civitas Studiosorum in Fundamendo Reformatum (CSFR), waarvan hij de eerste preses was, versterkte die keus. Theologen zoals prof. S. van der Linde en prof. A. A. van Ruler benadrukten de theocratische gedachte waarin de Nederlandse Hervormde Kerk een centrale rol vervulde. „Ik heb altijd gezegd: Dit is de vaderlandse kerk”.

Voor Van Leijenhorst was zijn keuze voor de Hervormde Kerk en de CHU een logisch gevolg van zijn theocratisch denken. Bij de SGP voelde hij zich niet thuis. „Theocratie veronderstelt één kerk. De aanhang van de SGP is kerkelijk erg verdeeld. Overigens heb ik vaak gelijk gestemd en jaren goed samengewerkt met Bas van der Vlies.

De RPF is niet zo gelukkig geweest met haar leiders. Die hebben de positie van deze partij onvoldoende kunnen uitwerken. Bij de oprichting van deze partij ben ik benaderd door een aantal hoogleraren uit deze kring. Zij wilden mij als lijsttrekker hebben. Sympathieke mensen hoor, maar ze begrepen niet dat ik zó in de unie was geworteld en reeds voor het CDA had gekozen. Een overstap naar de RPF zou verraad hebben betekend. Ik zou me volstrekt ongeloofwaardig hebben gemaakt. Als ze één of twee jaar eerder waren geweest, was de vraag reëler geweest.

Het beoogde samengaan van GPV en RPF is uit de nood geboren. Je kunt beter vijf of zes zetels hebben dan drie. De SGP is toch een andere partij, een oude partij met een andere cultuur. Die schuift niet zo gemakkelijk aan tafel. Dat leidt tot een splitsing in de SGP. In de Tweede Kamer maken die drie geen verschil. Ze kunnen elkaar wel wat vliegen afvangen, maar eigenlijk zouden die drie partijtjes bij het CDA moeten komen. Dat zou ook beter voor het CDA zijn. En er kan best een tijd komen dat de nood door de secularisatie zo hoog is gestegen dat ze niet meer om elkaar heen kunnen”.

Hoe moet het verder met Nederland bij het steeds verder teloorgaan van het theocratische ideaal?
„Denk je dat God er niet meer is? We moeten in de politiek de God van hemel en aarde blijven poneren. Hij heeft de wereld in Zijn hand. Alles is onder Christus' voeten gelegd. Daar moeten we vóór alles van overtuigd zijn. En dát uitdragen. En bidden om de Geest Die het onmogelijke mogelijk kan maken! Ik denk dat het CDA in het uitdragen daarvan is tekortgeschoten”.

Is het CDA niet een soort D66 geworden?
„Binnen het CDA is gezegd: We moeten de partij verbreden, dan hebben we meer kans de kiezers vast te houden. Een christelijke partij moet echter haar basis niet zo verbreden dat ze als christelijke partij volledig onherkenbaar wordt! Dat is een kanttekening die ik bij het huidige CDA zou willen plaatsen. Haar opstelling heeft geleid tot een gebrekkig besef in ethische zaken. Je moet de bevolking laten merken dat je ergens voor stáát! Dat vraagt iets gespierds, zo van: Daar deins ik niet voor terug. Dan bereik je de kiezer. Het CDA zou duidelijker moeten zeggen dat het staat op de grondslag van Gods Woord. De grondslag is goed, maar moet beter uit de verf komen”.

Is Jaap de Hoop Scheffer de goede man om het CDA uit het principiële slop te halen?
„Dat is een zaak van de gehele partij. Nu Helgers weggaat, moet er een voorzitter komen die een heel duidelijke principiële lijn kiest. Volgende maand is er partijraad. Daar hoop ik zeker naar toe te gaan, als mijn gezondheid het toelaat.

Ik heb veel met De Hoop Scheffer samengewerkt. Hij komt uit een ander milieu dan ik, uit een diplomatengeslacht. En hij is lid geweest van D66 ja, helaas. Het is de vraag of hij zijn verhaal voldoende kan overbrengen op het christelijke volksdeel. Het gaat er vaak niet om welk verhaal je brengt, maar hoe je het brengt. Toch heeft hij veel capaciteiten.

De laatste verkiezingscampagne vond ik niet sterk. Ik miste het enthousiasme waarmee we in mijn tijd werkten. Ik vond het te sláp. Christelijk-sociaal is prima, maar het mag niet ten koste gaan van de duidelijkheid. Je moet opkomen voor de zwakken, maar ook dingen aanpakken. De economie bepaalt de ruimte voor wat sociaal kan”.

Verontrust toont Van Leijenhorst zich over het feit dat tegenwoordig weinig mensen zich druk maken om ethische kwesties zoals abortus en euthanasie. Zo is 80 procent van de CDA-kiezers niet tegen zorgvuldig uitgevoerde euthanasie. „Ook in onze kringen tilt men daar niet zo zwaar meer aan. We zijn gewend geraakt aan de huidige abortus- en euthanasiepraktijk. Als ik in 1980 een spreekbeurt had, kon je rekenen op een volle zaal. Nu zijn over het algemeen de mensen er niet meer warm voor te krijgen. En ze zijn ook niet assertief genoeg”.

Twee jaar geleden werd Van Leijenhorst aangezocht als voorzitter van de Stichting Levenswensverklaring, voortgekomen uit de Nederlandse Patiënten Vereniging en de Stichting Schuilplaats. Hij zou als routinier de juiste man zijn om wegen te vinden voor de politieke lobby van deze tegenhanger van de euthanasieverklaring. „De levenswensverklaring biedt een handreiking aan mensen die geen euthanasie willen en zorgen hebben als ze bijvoorbeeld in coma zouden raken. Dan maak je met zo'n verklaring duidelijk dat je geen euthanasie wilt. Zelf vind ik het ook heel belangrijk dat je met de levenswensverklaring publiekelijk uitspreekt dat je tegen euthanasie bent”.

Het werk van Stichting Levenswensverklaring breekt nog niet echt door. Geeft de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) jaarlijks duizenden euthanasieverklaringen af, de Veenendaalse stichting komt niet verder dan honderden, ondanks de inspanningen van een stafmedewerkster. „We zijn misschien te laat begonnen met de stichting. De belangstelling voor euthanasie was er wel bij de emancipatiebeweging NVVE, maar helaas te weinig bij de pro-life-achterban. We willen de bekendheid van de levenswensverklaring vergroten. Het werk wordt gefinancierd door de mensen die een verklaring aanvragen. Als dat met duizenden tegelijk zou gaan, krijg je een goed financieel draagvlak. Dat is inderdaad wat tegengevallen. Er is ook een psychologische factor. Mensen denken: Ik ben nu nog gezond, moet ik dat nu gaan doen? Ze schrikken terug voor stappen die met het levenseinde te maken hebben”.

Bestuurssecretaris mevrouw Molenaar-Geurtsen zei in 1996 dat de achterban van Stichting Levenswensverklaring breder is dan die van de NPV en Schuilplaats samen. De potentie van pro-life-mensen is groot...
„We hebben die nog niet voldoende bereikt. Ik weet niet of we de organisatievorm moeten houden zoals die op het ogenblik is. Waar we concreet aan denken, is nog moeilijk te zeggen. Toch is zo'n verklaring van groot belang. Ik ben zelf de afgelopen periode nogal ziek geweest. Op het moment dat het kritiek was, heeft mijn vrouw de levenswensverklaring aan de specialist gegeven. Het verrassende was dat deze man er blíj mee was. „Nu weet ik tenminste waar ik aan toe ben”, zei hij”.

Vorig jaar november werd bij Van Leijenhorst een uitgezaaide vorm van darmkanker geconstateerd, die momenteel stabiel lijkt. Desondanks bleef hij actief in verschillende besturen en commissies. „Ik ben gelukkig weer uit die kritieke perioden gekomen. Daar ben ik bijzonder dankbaar voor. Elke dag is nu een gave. We kunnen niet zeggen dat we in geestelijk opzicht een slechte tijd achter de rug hebben. Integendeel, het was een goede tijd, het afhankelijk leven. Ik mag wel zeggen dat ik in die periode Gods nabijheid heb ervaren. Ondanks al mijn gebreken. Het is allemaal genade. Daardoor ben je niet bang. Je bemerkt Gods trouw, dat het goed komt. Ik mag mij vastklemmen aan Gods beloften”.

Zou u met Luther een appelboom planten als u wist dat u morgen zou overlijden?
„Beslist, ja beslist. Daarom vind ik ook dat ik moet doorwerken, voorzover dat kan. Ik heb de laatste jaren wel wat functies afgestoten, maar ben nog wel binnen een redelijk aantal instellingen actief”.

Wilt u tot slot kiezen uit de volgende tweetallen. VBOK of Schreeuw om Leven.
„De VBOK. Die is breder, geeft goede hulpverlening. Het is wel meer een hulpverleningsorganisatie dan een politieke organisatie die zegt dat abortus provocatus niet mag. De presentatie van Schreeuw om Leven spreekt mij niet aan. Dorenbos geeft een overreactie, hoewel zijn uitgangspunten goed zijn”.

Hoofdbestuur Gereformeerde Bond of Comité tot Behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk.
„Ik spreek altijd over gereformeerd-hervormd want ook de confessionelen houden vast aan de belijdenisgeschriften. Wat Samen op Weg betreft: We bidden elke zondag om de eenheid van de kerk. Als je nu een aantal scheuren in de kerk kunt dichten, ook al zitten er rafels aan, vind ik dat een goede zaak. De Gereformeerde Bond volgt een goede lijn. Jan van der Graaf is heel voorzichtig. Hij wil de zaak bij elkaar houden. Als je niet meegaat in de SoW-kerk, scheid je je weer af, dan krijg je weer een nieuwe kerk. Dat kan niet. We zijn allemaal zondig, kun je dan niet bij elkaar komen, hoe verschillend je ook bent? Het proces is onomkeerbaar. Ik hoop dat de drie synodes op een verantwoorde wijze de Samen-op-Wegkerk tot stand kunnen brengen. Daar is het gebed om de Geest voor nodig. Je moet ook toch een beetje verwachting hebben?”

Netanjahoe of Arafat.
„Ha, ha. Ik denk geen van beiden. Ik kies voor de man of vrouw die in Israël de vrede kan bewerkstelligen en voor de staat Israël een bijbelse fundering ziet. Ik denk dat Netanjahoe tactisch goede politiek heeft bedreven, maar het vredesproces moet op de ene of de andere manier wél lukken!”

SGP of RPF.
„En ik moet kiezen? Ik kies voor het CDA! De SGP bestaat al tientallen jaren, je hebt het GPV en dan heb je ook nog een derde, de RPF. Ik heb de RPF nooit zien zitten, omdat er al twee partijtjes naast het CDA waren. Daarom heeft de SGP in zekere zin mijn voorkeur, ook al omdat de theocratische gedachte mij aanstaat. Niettemin is de bewegingsruimte in de RPF groter. Met zo iemand als mr. Rouvoet zou ik het best kunnen vinden”.

De antroposofische Maia-verklaring of de NVVE-euthanasieverklaring.
„Ik kies voor de levenswensverklaring”.

Eeuwig wel of eeuwig wee.
„Persoonlijk? Eeuwig wel. Goddank!”