Binnenland

Oncoloog Klijn relativeert Amerikaanse cijfers

Bij borstonderzoek
in VS vaak vals alarm

BOSTON/ROTTERDAM – De helft van het aantal vrouwen dat zich geregeld op borstkanker laat onderzoeken loopt het risico dat een op de tien tests een vals alarm geeft. Alleen al in de Verenigde Staten krijgen elk jaar 16 miljoen vrouwen te horen dat er iets mis is, waarna bij een tweede onderzoek blijkt dat het een foutieve diagnose was.

Amerikaanse onderzoekers ontdekten dat van elke tien borströntgenfoto's die een vrouw laat maken, er een kans van 49 procent bestaat dat een van de mammogrammen ten onrechte voor een tumor waarschuwt. Het aantal valse meldingen bedraagt twee keer de tot nu toe aangenomen omvang, meldt het vakblad New England Journal of Medicine deze week.

In een periode van tien jaar werd bij eenderde van 2400 regelmatig onderzochte vrouwen geconfronteerd met een positief testresultaat, hoewel uiteindelijk geen borstkanker aanwezig bleek. Voor het vervolgonderzoek was bij bijna 20 procent van de vrouwen borstweefsel weggenomen. De onderzoekers van de universiteit in Seattle (Washington) adviseren dan ook betrouwbaardere methodes te ontwikkelen.

„Niet zo gek”
Oncoloog dr. J. Klijn, werkzaam in de Daniël den Hoedkliniek in Rotterdam, toont zich niet onder de indruk van de Amerikaanse cijfers. „Als een vrouw tien jaar lang jaarlijks wordt onderzocht, is het niet zo gek dat een keer een verontrustende diagnose volgt”, relativeert hij. „In de Verenigde Staten staat borstkanker nogal in de publieke belangstelling. De Senaat besliste onlangs dat voor vrouwen vanaf 40 jaar jaarlijks een mammografie mogelijk blijft, maar daar ging een heftige discussie aan vooraf. De cijfers zeggen daarentegen wel iets over het inschatten van de kosten”.

Klijn is tevens voorzitter van een werkgroep die landelijk onderzoek doet naar erfelijke vormen van borstkanker. De oncoloog wijst in dit verband op de mri-scan, ook wel magneetfoto genoemd. „In Nederland komt een landelijk onderzoek met behulp van deze techniek van vrouwen met erfelijke aanleg voor borstkanker. Deze studie wordt uitgevoerd in een aantal Nederlandse topziekenhuizen en zal onder meer de waarde van de methodiek moeten aantonen”.

Hoopgevend
Klijn noemt de eerste bevindingen met magneetfoto's om borstkanker vroegtijdig op te sporen hoopgevend. „Met de mri-techniek kan in een eerder stadium worden aangetoond of een vrouw een kwaadaardige tumor heeft. Met name jonge vrouwen lijken gebaat bij deze techniek”.

Bij vrouwen jonger dan 50 jaar kan borstkanker door de weefselstructuur minder makkelijk worden opgespoord. In Nederland komen jaarlijks 700.000 vrouwen tussen de 50 en 70 jaar in aanmerking voor het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Radioloog dr. J. Hendriks, betrokken bij het landelijk bevolkingsonderzoek naar borstkanker, signaleert in Nederland wel de trend dat vrouwen sneller een mammografie willen laten uitvoeren. „In Nederland zijn wij altijd heel terughoudend geweest met doorverwijzen, ook om vrouwen niet onnodig ongerust te maken”.

Volgens Hendriks blijkt uit cijfers dat het Nederlandse bevolkingsonderzoek een hoge voorspellende waarde heeft, veel beter dan in Amerika het geval is. Daar is ook geen sprake van een bevolkingsonderzoek, maar zijn de cijfers afkomstig van inloopcentra waar vrouwen zich kunnen laten onderzoeken”.

Oorzaken
Het feit dat in Nederland relatief meer vrouwen aan borstkanker sterven dan in andere EU-landen, ligt volgens minister Borst (Volksgezondheid) aan een reeks van oorzaken. Zij noemt de steeds hogere leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen en de steeds lagere leeftijd waarop meisjes beginnen met menstrueren.

Ook leefstijlfactoren als voeding, lichamelijke activiteit en alcolholgebruik spelen een mogelijke rol, schrijft de minister in antwoord op kamervragen van het CDA.

Uit een in maart verschenen rapport van het Europees bureau voor de statistiek, Eurostat, blijkt dat in Nederland per 100.000 vrouwen 38 vrouwen sterven aan borstkanker. Het gemiddelde in de Europese Unie ligt op 31 doden. In Griekenland ligt het op 23. Borst wijst erop dat in de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) van 1997 zelfs een cijfer van 45,7 per 100.000 wordt genoemd.