Binnenland

Manifest over doel christelijke politiek

RPF en GPV gaan samen verder

Door B. J. Spruyt
DEN HAAG – De fracties van RPF en GPV in de Tweede Kamer gaan hun samenwerking intensiveren. Op basis van een gezamenlijk manifest, dat de fractievoorzitters Van Dijke en Schutte morgen aan de voorzitters van hun partijen zullen aanbieden, willen zij met gezamenlijke woordvoerders gaan optreden. Ook de fractievergaderingen zullen niet meer apart worden gehouden. Over twee jaar zullen RPF en GPV bezien of de samenwerking nog nauwer kan en een fusie tot de mogelijkheden behoort.

De partijbesturen van de beide protestants-christelijke fracties hebben zich op 15 november vorig jaar al 'verloofd'. De partijvoorzitters Cnossen (GPV) en Van den Berg (RPF) boden toen de gezamenlijke notitie “Samenwerking in perspectief” aan, waarin beide partijen hun voornemen uiteenzetten om de onderlinge samenwerking uit te breiden. Politiek-ideologisch is dat ook mogelijk omdat beide partijen uiteindelijk uit dezelfde politieke traditie (de antirevolutionaire) zijn voortgekomen. Daarin verschillen zij duidelijk van de derde protestants-christelijke fractie in de Tweede Kamer, de SGP, die zich in haar politieke activiteiten laat inspireren door een theocratische visie op politiek en samenleving.

Als antwoord op het initiatief van hun partijbesturen hebben Schutte en Van Dijke samen een manifest opgesteld dat gisteren al in de bladen van de Geassocieerde Persdienst (GPD) is uitgelekt en dat zij morgenochtend tijdens een bijeenkomst in Ede aan hun bestuurlijke bazen zullen aanbieden. Beide fractievoorzitters zetten daarin uiteen waarin nu precies de verwantschap tussen beide partijen bestaat en hoe zij daaraan concreet vorm willen geven voor hun werk in de Tweede Kamer.

Schutte en Van Dijke benadrukken dat „het wederzijds vertrouwen in elkaar bij het schrijven van het manifest eens te meer is bevestigd”. Ook spreken zij de verwachting uit dat hun politieke standpunten in de komende periode „steeds dichter naar elkaar zullen toegroeien”. „Door het manifest in ontvangst te nemen, aanvaarden mijn collega Van den Berg en ik in feite de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de gezamenlijke activiteiten van onze fracties”, aldus Cnossen in een toelichting.

Huwelijk
Over de vraag of de 'verloving' op afzienbare termijn in een huwelijk zal uitmonden laten de beide fractievoorzitters zich concreet uit. Voor het jaar 2000 zal duidelijk worden „of een samensmelting van, dan wel een andere vorm van intensievere samenwerking tussen beide fracties tot de mogelijkheden behoort”.

In hun poging „doel en inhoud van christelijke politiek” te definiëren, grijpen Van Dijke en Schutte terug op de leuzen van hun verkiezingsprogramma's. Het verkiezingsprogramma van het GPV heeft als titel “Vaste grond”, dat van de RPF “Recht uit het hart”. Van Dijke en Schutte schrijven dat zij zich verbonden weten „in de gezamenlijke doelstelling die de christelijke politiek kenmerkt: Gods eer in het publieke leven, en in de uitwerking daarvan: bevordering van recht en gerechtigheid, de bescherming van het zwakke en het bewerken én bewaren van de schepping. Kortom: politiek Recht uit het hart, staande op Vaste grond”.

Deze 'boodschap' hebben Van Dijke en Schutte in acht punten uitgewerkt. Zij nemen daarin heel concreet stelling tegen de tijdgeest. Zo verzetten zij zich tegen moderne samenlevingsvormen, waarbij man en vrouw allebei werken en de zorg voor de kinderen wordt uitbesteed. „Onderlinge zorg” moet het uitgangspunt van de samenleving zijn. Kinderen moeten daarin „de plaats krijgen die hen toekomt” en ouders moeten „de optimale mogelijkheid krijgen de kinderen te verzorgen en op te voeden”. In de samenleving die RPF en GPV voor ogen staat zal ook „de beschermwaardigheid van het leven” centraal staan, „en niet het vermeende recht van de mens op abortus of op actieve levensbeëindiging”.

Perspectief
Tegen de trend van de 24-uurseconomie in spreken GPV en RPF zich uit voor „een christelijk-sociaal perspectief, waarin de zondag een collectief rustpunt vormt en er ruimte is voor saamhorigheid en onderlinge verantwoordelijkheid”. In het publieke leven moet „het fatsoen” terugkeren. „Handhaving van de norm moet weer gewoon worden. Dat vraagt om een geloofwaardige bestrijding van criminaliteit en redeloos geweld”.

Het langst hebben Van Dijke en Schutte waarschijnlijk met elkaar gedelibereerd over de paragraaf die de verhouding tussen economie en milieu beschrijft. Het GPV heeft die kwestie altijd sterk benaderd vanuit de opdracht tot het „bouwen”. De RPF heeft zich de afgelopen jaren steeds meer geprofileerd als een groene partij waarvoor het „bewaren” belangrijker was dan het „bewerken”. In hun manifest spreken zij zich uit voor „evenwicht” tussen beide opdrachten. „Respect voor een zorgvuldig beheer van de schepping” kan niet samengaan met een „beleid dat gericht is op ongeremde economische groei”.

Binnen de Europese Unie moet Nederland „een herkenbare staatkundige eenheid blijven”, vinden Van Dijke en Schutte. Een politieke unie wijzen zij af. In de internationale politiek behoort „gerechtigheid de norm te zijn”. Inzet voor de mensenrechten is in dat kader heel belangrijk, „in het bijzonder de geestelijke en politieke vrijheden in de wereld”.

Van Dijke en Schutte markeren heel duidelijk het punt waar hun weg en die van de SGP uiteengaan. „De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in de meest brede zin van het woord behoort tot het fundament van de samenleving. Organisaties op levensbeschouwelijke grondslag verdienen optimale ontplooiingsmogelijkheden: op het terrein van de omroep, welzijn, of op sociaal-maatschappelijk terrein”.

Afspraken
Dit zijn dus de doelen die RPF en GPV zich in hun kamerwerk stellen. Welke afspraken hebben zij nu gemaakt om die doelen ook met z'n tweeën te realiseren? De fracties zullen na de verkiezingen het zogeheten eerste woordvoerderschap invoeren. Dat houdt in dat zij voor elk beleidsveld een gezamenlijke woordvoerder zullen aanstellen. Voor hetzelfde beleidsterrein komt er van de andere fractie een tweede woordvoerder. Bij gerezen verschillen moeten eerste en tweede woordvoerder er met elkaar uit zien te komen. Als dat niet lukt blijven beide partijen vrij om met eigen woordvoerders in een debat op te treden.

De „adviesstructuur” van beide fracties wordt geïntegreerd en de schriftelijke inbreng bij wetsvoorstellen wordt gezamenlijk voorbereid. Ook zullen de fracties zoveel mogelijk samen vergaderen, „ten minste één maal per maand”. Met dat laatste willen GPV en RPF nog voor de verkiezingen van 6 mei beginnen. „De eerste gezamenlijke fractievergadering is voorzien op 10 maart 1998”.