Binnenland

Politiekorpsen te vrij; greep van ministers moet steviger

De driehoek is nog niet rond

Door R. Pasterkamp
APELDOORN – Ze zijn er in feite toe veroordeeld om met elkaar samen te werken; de korpsbeheerder, de korpschef en de hoofdofficier van justitie. Botert het niet, gaat het mis. Dan is de driehoek nog niet rond.

Ex-korpschef Veenstra van Groningen reet met één zin de wond pijnlijk open. „Ik ben niet de eerste korpschef, die onder een negatief gesternte vertrekt”, merkte hij deze week met een geprangd gemoed op. „Dat heeft mede te maken met een politiek-bestuurlijke cultuur waarin verantwoordelijkheden en belangen diffuus zijn en worden gehouden”.

In april 1994 werd met veel tam-tam de nieuwe Politiewet ingevoerd. In de wet versmolten de oude gemeentelijke korpsen en de Rijkspolitie tot 25 nieuwe regionale politiekorpsen. Voor overkoepelende zaken kwam er een 26e groep: het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) met het hoofdkwartier in Driebergen.

De oude Politiewet dateerde uit 1957. Die wet kende twee soorten politie: de Rijkspolitie en de gemeentepolitie. Gemeenten met meer dan 40.000 inwoners kregen een eigen politie, plaatsen met minder dan 10.000 mensen Rijkspolitie. Voor de plaatsen met 10.000 tot 40.000 inwoners was de vraag of ze gemeente- danwel Rijkspolitie kregen afhankelijk van het karakter van de gemeenten. Het beheer van een gemeentelijk korps –dat waren er op het laatst zo'n 150– berustte bij de burgemeester. Het korps Rijkspolitie had in de minister van justitie de hoogste baas.

Leiding
Sinds de reorganisatie berust de leiding van de 25 regiokorpsen bij evenzovele zogenaamde regionale colleges van burgemeesters. Daarin zitten de burgervaders en -moeders van alle gemeenten in de regio. De dagelijkse leiding is overgelaten aan de korpsbeheerder; in de regel is dat de burgemeester van de grootste gemeente in de regio. De korpschef is op zijn beurt de hoogste leidinggevende van een politiekorps. Die baas heeft 5000 mensen onder zich (Rotterdam-Rijnmond is de grootste club met korpschef Lutken) of in het geval van het kleinste korps 'maar' 550 (Gooi- en Vechtstreek met korpschef Witteveen).

In de zogenaamde “gezagsdriehoek” praten de korpsbeheerder en de korpschef met de hoofdofficier van justitie. De taak van de politie is immers tweeledig: handhaven van de openbare orde (voor de gemeente) en opsporen van verdachten (voor Justitie). Binnen de driehoek worden afwegingen en keuzes gemaakt. Ook bij grootschalig optreden van de politie is de driehoek paraat.

In feite zijn binnen de driehoek drie voor elkaar onbekende figuren veroordeeld om met elkaar samen te werken. Als dat niet botert, gaat het mis. De voorbeelden zijn er. Nu Groningen, pas Rotterdam (korpschef Brinkman kon niet met burgemeester Peper door een deur) en al weer wat langer geleden Zaanstreek. Het is een van de nadelen van de reorganisatie. Zo zijn er nog wat schaduwkanten: grote verschillen in kwaliteit tussen politieregio's, niet overal zitten actief sturende burgemeesters en de financiën vormen nogal eens een probleem.

Kink
De Haagse verantwoordelijkheid voor de politie in Nederland (totaal 40.000 werknemers) ligt bij de ministers Dijkstal (Binnenlandse Zaken) en Sorgdrager (Justitie). De eerste genoot deze week van een vakantie op Aruba en liet zelf niet van zich horen. Sorgdrager zit vol zorg. „Als er niets aan de hand is, verloopt de samenwerking in de driehoek voortreffelijk. Maar zodra er een kink in de kabel komt, gaat het mis. Het is een beetje treurig, dat dan meestal de korpschef zegt: ik ga weg. Die is de makkelijkste prooi”.

De verantwoordelijkheden van het driemanschap moeten scherper worden geformuleerd, vindt Sorgdrager. Ze wil niet ingaan op de vraag of de aansturing, zoals de VVD wil, meer centraler moet worden geregeld, maar acht een wijziging van de Politiewet wel noodzakelijk om het democratisch gat te dichten. De „mogelijkheid moet worden geschapen om iedereen ter verantwoording te roepen en als dat nodig is aan te pakken”, vindt Sorgdrager. Binnen de huidige Politiewet blijft de burgemeester/korpsbeheerder te veel buiten schot, meent zij. De hoofdofficier van justitie, de derde hoofdrolspeler in de driehoek die de verantwoordelijkheid heeft over de veiligheid in een politieregio, kan nog door de minister zelf ter verantwoording worden geroepen.

Maar in feite staat “Den Haag” met lege handen. Daarom is het niet verwonderlijk dat de roep om meer centrale sturing klinkt. Met de verkiezingen in zicht lijkt dat een uitgelzen thema. De diender, net bekomen van de vorige reorganisatie, wacht af.