Binnenland

Hof in Straatsburg niet altijd duidelijk

Sorgdrager bekritiseert
Europese rechtscolleges

LEIDEN – De motivering in uitspraken van Europese rechtscolleges die beslissingen van nationale rechters toetsen aan het Europese verdrag voor de mensenrechten, laat te wensen over. De gebrekkige motivering leidt voor lidstaten tot onduidelijkheid over welke conclusies op grond van uitspraken in een concreet geval moeten worden getrokken.

Die mening bracht minister Sorgdrager van justitie gisteren naar voren op een bijeenkomst in Leiden, ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de Universele verklaring van de rechten van de mens.

Sorgdrager zei de indruk te hebben dat de wisselende samenstelling van het Europese hof in Straatsburg leidt tot accentverschillen in de jurisprudentie. „Dat komt de uniforme interpretatie van de bepalingen uit de Conventie niet ten goede. Het schept onduidelijkheid voor staten die de Conventie correct willen toepassen”, aldus de minister.

Sorgdrager vreest dat dat probleem alleen maar groter wordt als per 1 november van dit jaar de uitspraken van de Europese Commissie en het uit ten minste negen rechters bestaande hof voor het merendeel worden vervangen door uitspraken van kamers met zeven rechters.

Het volgens Sorgdrager ontbreken van een duidelijke minimumnorm die lidstaten kunnen hanteren om schendingen van de mensenrechten te voorkomen, en de daaruit voortvloeiende onzekerheid, worden volgens haar niet alleen veroorzaakt door de gebrekkige motivering van uitspraken. Ook het fenomeen van “human rights shopping” wees zij aan als oorzaak.

Hierbij gaat het om mensen die hun recht claimen in een ander land omdat daar de belangenafweging voor hen gunstiger is, en die vervolgens met hun nieuw verworven recht terugkeren naar eigen land. Dat kan zich dan gedwongen zien de keuze die in een andere lidstaat is gemaakt, over te nemen.

Internationale druk
Sorgdrager waarschuwde ervoor dat acceptatie van “human rights shopping” zelfs kan leiden tot internationale druk op een land van omringende lidstaten om af te zien van plannen om in hun nationale wetgeving een hoger niveau van bescherming van de mensenrechten te gaan realiseren.