Binnenland | 10 april 2001 |
Geen weerklank?!Door ir. B. J. van der Vlies
Met één doel en bede: senatoren, komt tot bezinning, verwerpt deze slechte, tegen de Bijbel ingaande wet. Wij geloven en belijden op grond van het Woord van God dat God ons geschapen heeft, dat Hij recht heeft op ons leven en dat Hij en Hij alleen, ons leven op Zijn tijd en wijze ook weer neemt. Tegen dat licht verbleekt elke gedachte aan een vermeend recht op zelfbeschikking, alsof we in eigen autonomie de grenzen van ons leven kunnen bepalen en zelf in de hand hebben en houden. Dat recht komt ons ten principale niet toe. Onze tijden zijn in Gods hand en daarin alleen veilig. Ons leven is een gave van God en tegelijk opgave. Wij hebben het ontvangen uit Zijn hand en zijn er rentmeester over. Hier wortelt het principiële uitgangspunt van de beschermwaardigheid van het leven. Wij zijn verantwoordelijk voor ons leven en onze daden, maar het is van Hém! Natuurlijk, wij erkennen voluit dat ondraaglijk lijden, een uitzichtloze situatie en/of psychische nood diepe beproevingen zijn die op onze weg kunnen komen, waar we niet lichtvaardig over mogen en willen doen. Wij voeren ook niet de pretentie dat wij in elke ultieme situatie, terminale situatie precies van een afstand kunnen aangeven hoe het precies moet. Daarvoor geven we de artsen vertrouwen dat het al het medisch zinvol mogelijke wordt gedaan ten goede voor de patiënt. Maar dat kan noch bestaan in het beëindigen van het leven. Dan nemen we het heft zelf in handen en dat komt de mens niet toe! Dat is al helemaal niet het geval wanneer als motief geldt het 'klaar zijn met het leven' of, zoals minister mevrouw Borst voorzichtig suggereerde bij een begin van dementie. Dat zou het hellende vlak in optima forma zijn. Die kant mag het nooit op. Wij hebben geen recht op een zachte dood. Wij mogen al het rechtmatig mogelijke doen ter verlichting van de terminale fase waarin mensen komen te verkeren. Ons antwoord is daarom goede palliatieve zorg; adequate pijnbestrijding, goede stervensbegeleiding en pastorale zorg. Daarmee is absoluut een wereld te winnen. De vraag om euthanasie is veelal een schreeuw om hulp en geborgenheid. Daar ligt een roeping voor ons christenen, die overigens ook niet-christenen zal sieren. Een prachtig voorbeeld vinden we in de Bijbel in de door de Heere Jezus Zelf gegeven gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Het Bijbelse begrip barmhartigheid heeft een hoge en diepe kwaliteit. Wij roepen op die naar beste vermogen in praktijk te brengen, onder de bede of de Heere er Zijn onmisbare zegen aan wil verbinden. Dat is ons antwoord aan hen die ons onbarmhartigheid verwijten omdat wij patiënten in uiterste omstandigheden maar aan ons lot zouden overlaten. Dat verwijt werpen wij verre van ons. De moderne mens wil lijden en sterven uitbannen uit de belevingswereld. Het zal niet kunnen en het zal niet gaan. Wij leven na de zondeval en buiten het Paradijs. Maar wij weten tot Wie wij ons mogen wenden met al onze noden. De patriarch Jacob strekte zijn benen uit op zijn sterfbed en nadat hij alle zaken die in zijn familie te regelen waren rondom zijn naderende einde beschikt had, wachtte hij Gods tijd en daden af met de geloofsbelijdenis: op Uwe zaligheid wacht ik, o Heere! Een betere houding is er niet! Het is verdrietig te moeten vaststellen dat deze Bijbels-ethische noties tot nu toe geen of althans te weinig weerklank vonden in de politiek. Sterker, onze bescheiden en tegelijk besliste overwegingen worden ons betwist met de vaststelling dat er blijkbaar onder christenen ook verschillend over euthanasie wordt gedacht. Inderdaad, een aanklacht, die ons tot verootmoediging moet strekken. Verootmoediging leidt tot stilte! Stilte voor Gods. |