Binnenland6 april 2001

Voor- en tegenstanders euthanasie kruisen degens tijdens debat

Het hellend vlak als twistappel

Van onze binnenlandredactie
DEN HAAG – Leidt de nieuwe euthanasiewetgeving tot een verdere uitholling en aantasting van de veiligheid die de overheid haar burgers moet bieden? Het was een vraag waar de voor- en tegenstanders van euthanasie gisteren tijdens een debat van het Platform Zorg voor Leven verdeeld over waren en verdeeld over bleven.

Het was voor het eerst dat het platform de confrontatie met „de andere kant” opzocht. Deelnemers aan het debat waren behalve pro-lifevertegenwoordigers uit binnen- en buitenland dit keer ook twee kopstukken van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) in de persoon van directeur drs. R. Jonquière en stafjurist mr. R. de Leeuw.

De organisatie zou ook graag directeur mr. W. P. Rijksen van de artsenorganisatie KNMG in haar midden hebben gezien, maar hij liet op het allerlaatste moment zonder opgaaf van redenen verstek gaan. Dat nam dagvoorzitter drs. J. Mulder hem zichtbaar kwalijk. „De KNMG heeft zelf de discussie over dit onderwerp aangezwengeld door diverse nota's te publiceren.”

Weerstand
Dat de nieuwe euthanasiewetgeving, die aanstaande maandag en dinsdag door de Eerste Kamer wordt behandeld, tot meer vraag naar euthanasie zal leiden, daarover waren voor- en tegenstanders het eens. Maar dat was ook zo'n beetje het enige waar het ging om de inschatting of de nieuwe wetgeving een volgende stap is op het bekende hellende vlak.

Jonquière van de NVVE geloofde er niets van dat artsen plotseling veel gemakkelijker euthanasie zullen verrichten als de wet dat –onder voorwaarden– niet meer strafbaar stelt. „Artsen zullen er altijd moeite mee blijven houden. Het zal nooit routine voor hen worden. Iedere arts heeft een ingebouwde weerstand en moet iedere keer weer over een drempel heen, zo leert de ervaring.”

Hij hield zelfs rekening met een averechts effect: door de toenemende vraag van patiënten bestaat de kans dat artsen van de weeromstuit een afwerende houding tegenover euthanasie gaan aannemen. „Dat is voor ons een schrikbeeld.”

Vice-voorzitter drs. S. J. Matthijsen van het Nederlands Artsen Verbond zag dat nog niet zo gauw gebeuren. „Een mens is een gewoontedier en gaat steeds gemakkelijker over de drempel heen naarmate hij dat vaker doet. Waarom zou dat niet voor artsen gelden?”

Een pro-lifeverpleegkundige uit de zaal moest bekennen dat zelfs zij aan euthanasie dreigde te wennen. „Ik merk slijtage.” De gynaecoloog drs. A. C. van Beest zag die gewenning om zich heen. „Met het grootste gemak zeggen artsen in het ziekenhuis tegenwoordig dat je een kind met een handicap niet ter wereld laat komen, maar dat je in zo'n geval natuurlijk overgaat tot late zwangerschapsafbreking.”

Volgende stap
Onverwachte bijval kreeg Jonquière van prof. dr. H. Jochemsen van het Lindeboom Instituut. Die wilde best aannemen dat artsen een zekere huiver voor euthanasie zullen blijven houden. Zo had hij eens een arts gesproken die het één keer had gedaan en het daarna nooit meer wilde doen.

Zijn bezwaren gingen verder. „Het beginsel dat de mens onschendbaar is, wordt losgelaten. Daar wordt nu een andere norm boven geplaatst. Het fundament van de rechtstaat wordt aangetast.”

Hij voorzag dat levensbeëindiging bij wilsonbekwamen (dementen, verstandelijk gehandicapten) de volgende stap zou zijn. „Dat is het onvermijdelijke gevolg op het moment dat artsen gaan werken met een begrip als kwaliteit van leven.” Jochemsen was zelfs al het argument tegengekomen dat levensbeëindiging bij wilsonbekwamen mogelijk moest worden op grond van het gelijkheidsbeginsel.

Jonquière nam een- en andermaal stelling tegen dat verwijt. „De discussie wordt vervuild. Bij euthanasie is sprake van een verzoek. Je mag euthanasie niet leggen naast de lat voor levensbeëindiging bij wilsonbekwamen. Daar moeten we een afzonderlijke discussie over voeren.”

Toch bleef Jochemsen bij zijn bezwaar. „De NVVE moet zich afvragen of ze niet medeverantwoordelijk is voor verdergaande stappen op langere termijn. Er is geen scherpe scheiding aan te brengen tussen euthanasie en levensbeëindiging bij wilsonbekwamen.”

Risico
Senator prof. dr. E. Schuurman van de ChristenUnie had zijn twijfels over de zorgvuldigheid die euthanaserende artsen betrachten en de controle daarop. „Een van de argumenten om de doodstraf niet opnieuw in te voeren, is dat er kans is op vergissingen. Ieder risico dat de doodstraf ten onrechte wordt uitgevoerd, willen we uitsluiten omdat we ons in een rechtstaat bij zoiets onherroepelijks als de dood geen vergissingen kunnen veroorloven. Waarom zouden we dat risico wel accepteren bij euthanasie? Dat vind ik onbegrijpelijk.”

Jonquière vond dat de vergelijking met de doodstraf niet opging, omdat het dan iemand betreft die niet om de dood heeft gevraagd. Maar hij erkende wel dat de kans aanwezig blijft dat de arts zich vergist. „Daarom mag de arts pas tot euthanasie overgaan als na verloop van lange tijd blijkt dat er geen andere oplossing is. Je mag niet de mogelijkheid van euthanasie aan zovelen onthouden omdat er wel eens een fout gemaakt kan worden.”

Dijkdoorbraak
Verdeeldheid was er ook over de vraag of de nieuwe euthanasiewetgeving in strijd is met artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat artikel gebiedt de overheden het recht op leven wettelijk te beschermen en stelt dat niemand met opzet van het leven mag worden beroofd.

De Nederlandse euthanasiewetgeving is volgens de Oostenrijkse christen-democrate Gatterer in strijd met deze bepalingen. Zij is de rapporteur voor de Raad van Europa inzake euthanasie en maakt zich grote zorgen over de ontwikkelingen in ons land. Ze was bang dat Nederland een dijkdoorbraak zou veroorzaken door als eerste euthanasie niet meer strafbaar te stellen. „Europa is ook een waardengemeenschap, waar Nederland zich niet zomaar buiten mag plaatsen.”

Mr. De Leeuw van de NVVE zag het niet als een probleem dat ons land in Europees verband vooroploopt. Bovendien kan de strijdigheid met artikel 2 alleen door de Nederlandse rechter of door het hof in Straatburg worden vastgesteld.

Een onderwerp waar beide kampen eenstemmig over waren, was de positie van verpleegkundigen bij euthanasie. Zij mogen alleen voorbereidende handelingen uitvoeren, maar waar beginnen en waar eindigen die? En wat is hun positie als de arts wordt vervolgd terwijl zij heeft meegewerkt? Kortom, veel onduidelijkheid.

NVVE'er De Leeuw dacht dat de problemen vooral in theorie mogelijk zijn en dat het allemaal wel mee zou vallen, maar hij kreeg onmiddellijk repliek van RMU-directeur P. Schalk. In de praktijk ontstaan er volgens hem wel degelijk moeilijkheden. Zo had hij vorige week een doktersassistente aan de lijn gehad die een euthanaticum gereed moest maken. Beiden waren het erover eens dat de regering volgende week ook over dit onderdeel nog heel wat heeft uit te leggen.