Binnenland | 3 januari 2001 |
Brusselse arts: We zullen voor zwaargewonden vechtenSlachtoffers blijven maanden in BelgiëBRUSSEL De Belgische ziekenhuizen die slachtoffers uit Volendam opvangen, houden er rekening mee dat zij zeker twee tot drie maanden in België zullen verblijven. In totaal zijn momenteel achttien jongeren opgenomen in zeven Belgische ziekenhuizen. Bij één patiënt is de toestand zeer kritiek, maar stabiel. De zwaarstgewonden ondergaan binnen een week al operaties aan de handen, de rug en het gezicht om de belangrijkste functies daarvan te kunnen behouden. De drie ernstigste gevallen zijn opgenomen in het Brandwondencentrum van het Militair Hospitaal in Neder-over-Heembeek bij Brussel. Het betreft twee jongens (16 en 17) en een meisje (16). Hun familieleden worden ter plaatse opgevangen en psychologisch begeleid. Voor hen staan ook familiekamers voor nachtverblijf ter beschikking. De verbrandingen variëren van 50 tot 75 procent van het gehele lichaam. De patiënten hebben ook zeer zwaar beschadigde luchtwegen. Behandelend arts dr. J. Pirson zegt dat het gaat om drie identieke gevallen van verbranding, waarbij schedel, rug, gezicht en handen zijn beschadigd. Volgens hem gaat het om veel ernstiger gevallen dan bij de Antwerpse Switelbrand, in de oudejaarsnacht van 1994, waarvan ook slachtoffers in Brussel verbleven. Kerstversiering In Brussel is verder geen opvang meer mogelijk van slachtoffers vanuit Volendam, want als er nu in België een grote brand zou zijn, zouden wij hier voor problemen komen te staan. Maar uiteraard vangen wij deze mensen hier graag op. In het Academisch Ziekenhuis Gasthuisberg in Leuven zijn twee Nederlandse meisjes van 14 en 15 jaar en een jongen van 17 jaar opgenomen. Hun toestand zou iets minder ernstig zijn dan die van de patiënten in Brussel. Ook zij zullen echter twee tot drie maanden in België moeten verblijven. Behandelend arts dr. F. Weekers spreekt echter over jaren van nazorg. Andere patiënten zijn opgenomen in een tweede ziekenhuis in Brussel en hospitalen in Luik, Antwerpen, Gent en Loverval bij Charleroi. Behandeling Wij trokken de grens bij ongeveer 50 procent totaal verbrand lichaamsoppervlak (TVLO), aldus Per Danielson, destijds hoofd van het rampenteam van het brandwondencentrum in Linköping. Daarboven achtten wij de kans op overleving zó klein. Ik denk niet dat behandeling dan nog mogelijk is. Nederland legt de grenzen veel ruimer, zo stelt H. Boxma, leider van het medisch team van het Rotterdamse Zuiderziekenhuis. Hij illustreert de Nederlandse opstelling aan de hand van de achttien patiënten die naar België zijn overgebracht. Zeven van hen zitten in de categorieën tot 40 procent TVLO. Voor hen hebben we heel goede hoop. Twee patiënten zitten boven 70 procent. Die staan er slecht voor. Maar voor allen die daartussen zitten, hebben we wel degelijk hoop dat we hen erdoorheen kunnen halen. Allemaal. Oók die in de 60-procentscategorie, aldus Boxma. Behalve de ernst van de verbrandingen hangt er volgens Boxma veel af van verdere complicerende factoren. In dit geval heeft bijna iedereen ook longproblemen. Ongeveer zeventig mensen moesten aan de beademing. Dat is een bizar hoog aantal. Volgens Boxma zijn echte prognoses moeilijk te geven. Dit is iets heel anders dan een auto-ongeval. Zo'n patiënt begint na een paar dagen of een week weer vooruit te gaan. Bij dit soort ernstige brandwonden is het verloop veel grilliger. Weken nadien kunnen complicaties optreden: nieren, hart, het stollingsmechanisme, hormoonafscheidende organen, het maag- en darmstelsel. En dan kan iemand met wie het goed leek te gaan, plotseling toch sterven. In de Zweedse ervaring is ook voor de uiteindelijke overlevenden de weg terug vaak een lange. Sommige patiënten hebben we wel tien keer geopereerd, tot ruim een jaar na dato, aldus Danielson. Vooral aan de handen, de voeten en het gezicht moet vaak veel gebeuren. En dan is er nog veel psychologische hulp nodig. Dat gaat jaren door. |
![]() |