Binnenland3 januari 2001

Volendam volgens brandweerexpert geen uitzondering

Overheid coulant jegens horeca

Door J. van Klinken
ARNHEM – Veel eigenaren van discotheken en andere drukbezochte horecavestigingen nemen het niet zo nauw met de brandveiligheidsvoorschriften. De overheid weet dat, maar doet niet echt moeilijk tegen uitbaters die in gebreke blijven. Het poldermodel in horecaland.

Toen het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) in 1997 samen met de Consumentenbond de gevaarlijke situatie in veel discotheken aan de kaak stelde, kwam dat bij de brancheorganisatie Koninklijke Horeca Nederland hard aan. Het Nibra is een gezaghebbend instituut dat door de overheid zeer serieus wordt genomen.

Schokkend
De inhoud van het rapport was schokkend. Na een bezoek aan achttien discotheken concludeerden Nibra en Consumentenbond dat weinig uitgaansgelegenheden goed zijn voorbereid op noodsituaties zoals brand of een vechtpartij, waarbij bezoekers massaal naar buiten willen. Vluchtwegen waren versperd door kratten of buiten door geparkeerde auto's. In een van de disco's was de nooduitgang voorzien van een hangslot waarvan de ober het sleuteltje had.

Eigenaren verweerden zich met het argument dat open nooduitgangen leiden tot ongewenst bezoek, maar dat is volgens het Nibra onzin. Er zijn volgens het instituut elektronische systemen voorhanden die in dit probleem voorzien.

Slechts een enkele discotheek beschikte over een overal hoorbare alarminstallatie, terwijl eenderde niet eens een ordinaire brandmelder had laten aanbrengen. Voor iedere discotheek stelt de gemeentelijke overheid een maximumaantal bezoekers vast, maar ook daarmee werd de hand gelicht. Voorzieningen voor eerste hulp bleken minimaal. Twee onderzochte discotheken hadden geen medewerkers met een EHBO-diploma.

Bij drie van de onderzochte discotheken lieten de voorzieningen zo veel te wensen over dat Nibra-onderzoeker René Hagen onmiddellijk de plaatselijke brandweer inseinde. Hij vond het onverantwoord om de situatie op haar beloop te laten tot publicatie van de onderzoeksresultaten.

Snel rustig
Ondanks de schokkende uitkomst van het onderzoek van Nibra en Consumentenbond werd het daarna toch weer snel rustig. Koninklijke Horeca Nederland reageerde bezwerend dat het onderzoek niet representatief was en daarmee leek de kous af. De Vereniging Nederlandse Gemeenten verwees naar een actieprogramma uit 1989 en liet het daarbij, het ministerie van Binnenlandse Zaken speelde de bal door naar het ministerie van VROM en dat gaf op zijn beurt aan dat niet hij maar de gemeentelijke overheid verantwoordelijk is voor het toezicht op discotheken. Zo was de cirkel rond.

Ook in de politiek leidde het rapport niet tot het heisen van de stormbal. Hoewel discotheken iedere weekwisseling door honderdduizenden jongeren worden bezocht, was en is de brandveiligheid in deze uitgaansgelegenheden geen onderwerp waar politici voor in de benen komen.

Dat heeft onder andere te maken met het uitblijven van grote calamiteiten. De laatste tien jaar hebben zich in Nederlandse uitgaansgelegenheden tot Volendam geen grote drama's voltrokken. Een grootschalige brand was er wel in Antwerpen. In het Switel-hotel brak tijdens een dansfeest in de nieuwjaarsnacht van 1994 op 1995 een korte maar hevige brand uit waarbij veertien mensen om het leven kwamen. Maar dat was België en daar leek alles toch anders.

Bolwerk
Ook de ondoorzichtige organisatie bij de overheid verklaart voor een deel waarom brandveiligheid niet de aandacht krijgt die zij verdient. Een voorbeeld: hoeveel nooduitgangen een horecagelegenheid moet hebben, hoe breed een nooduitgang is en hoe die moet worden aangegeven, wordt landelijke geregeld. Daar gaat het ministerie van VROM over. Dat ministerie heeft een Inspectie Volkshuisvesting die toeziet op de uitvoering van de gestelde eisen.

Of de nooduitgangen zijn aangebracht en of ze ook daadwerkelijk gebruikt kunnen worden, is een zaak van de gemeente. Die kan in een verordening eigen eisen toevoegen en in een vergunning extra voorwaarden stellen. Vervolgens is er de Inspectie voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding van het ministerie van Binnenlandse Zaken die ook weer nauw betrokken is bij de brandveiligheid van openbare gebouwen en bij brandpreventie.

Vragen bij deze twee ministeries en bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten waarom destijds niet adequaat is gereageerd op het rapport van het Nibra en de Consumentenbond, is een vergeefse stormloop op een bureaucratisch bolwerk. Iedereen verwijst door naar iedereen. Het verklaart hoe een alarmerend rapport een roemloos einde kon vinden.

Strenger
Onderzoeker René Hagen van het Nibra heeft zich dan ook niet verbaasd over de ramp in Volendam. „Dit zat er aan te komen. Het had overal kunnen gebeuren. Het ontbreken van voldoende veiligheidsmaatregelen komt op redelijk grote schaal in de horeca voor.”

Hij legt de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de horecabranche zelf. „Je moet er als brandweer bijna bij gaan zitten”, zo brandmerkt hij de laconieke houding van veel uitbaters. Ze nemen naar zijn mening hun verantwoordelijkheden niet, terwijl ze duizenden kinderen van veertien en vijftien jaar onder hun hoede hebben.

Maar ook de overheid zou veel alerter dienen te zijn. Gemeentelijke overheden treden over het algemeen vrij coulant op jegens horecaondernemers die in gebreke blijven. Sluiting van disco's of bars die weigeren de aangegeven voorzieningen te treffen, komt nauwelijks voor. Het past niet in het poldermodel dat ook op dit terrein wordt gehanteerd.

Als het aan de Stichting Pre Professionele Hulpverlening SPPH ligt, komt hieraan snel een einde. Deze organisatie pleit voor een strenger sanctiebeleid. De SPPH, die onderzoek doet op het gebied van veiligheid en gezondheid, wil dat na de eerste overtreding de horecaondernemer 24 uur de tijd krijgt de brandgevaarlijke situaties te verbeteren. Worden er bij een tweede, onverwachte, controle opnieuw overtredingen geconstateerd, dan moet de zaak meteen dicht. Het zijn rigoureuze maatregelen maar kennelijk is dit soort harde dreigementen de enige taal die nalatige horecaondernemers verstaan.