Binnenland16 december 2000

Volkspartij of Gideonsbende

Door A. de Jong en B. J. Spruyt
Na een twee uur durend gesprek schudden de CDA-ideologen prof. dr. A. C. Zijderveld en fractiesecretaris H. Hillen de conservatieve rechtsfilosoof dr. A. A. M. Kinneging de hand. Ondanks de verschillen van mening over de „dikte” van instituties en de tegenstelling over de verschillende niveaus van stelligheid waarmee een volkspartij en een Gideonsbende zich kunnen uitdrukken, blijkt er op een aantal punten genoeg overeenstemming om het gesprek voort te zetten. „Heb het lef je fundamenteel uit te spreken”, houdt Kinneging het CDA voor. „Houd er rekening mee dat wij als volkspartij niet zo stellig kunnen zijn als jullie”, antwoorden de CDA'ers.

Halverwege het gesprek heeft Hillen zo veel punten van overeenkomst vastgesteld dat hij eigenlijk vindt dat Kinneging zich beschikbaar moet stellen om een voortrekkersrol te gaan vervullen in de conservatieve profilering van het CDA. Hillen springt dan enthousiast van zijn stoel, opent een kartonnen doosje met de nieuwe visitekaartjes van de CDA-Tweede-Kamerleden en overhandigt het zijne verwachtingsvol aan Kinneging. „Dat zal je aanspreken.”

Hillen
...onomkeerbaar proces...
Welwillend, maar ook wat sceptisch bekijkt Kinneging de binnenkant van het dubbele kaartje. Daarop somt het CDA de punten op waarop de kiezers de partij mogen afrekenen. De partij zal zich inzetten voor veiligheid op straat, voor zorg op maat, voor kinderopvang –„maximaal drie werkdagen”– en zal zich verzetten tegen het rekeningrijden en het „vrijblijvende gedoogcultuurtje.” Op de achterkant staat het ”mission statement” van de fractie: „Het CDA wil een betrokken samenleving, waarin respect, naastenliefde en verantwoordelijkheid centraal staan.” Kinneging legt het kaartje voor zich op tafel en formuleert zijn conclusie: „Dit vind ik echt onvoldoende.”

Zijderveld
...instituties moderniseren...
De reden waarom hij Hillen en Zijderveld heeft moeten teleurstellen licht hij vervolgens toe. „Kijk, ik hoor jullie belangrijke begrippen noemen. Jullie hebben het over soevereiniteit in eigen kring, over het belang van naastenliefde, enzovoort. Maar ik constateer een gapend gat in het christen-democratische denken. Jullie prijzen allerlei sociale deugden aan –zoals naastenliefde, respect en verantwoordelijkheid– maar laten onvermeld dat alleen mensen die over persoonlijke deugden beschikken die sociale deugden kunnen opbrengen. Die deugden kan een mens zich door een morele opvoeding –in het gezin en in andere cultuurdragende instituties– eigen maken. Maar daar hoor ik jullie niet over. Heb toch het lef dat eens te zeggen!”

Christelijke traditie
Kinneging
...deugden eerst...
Kinneging heeft dan al uitgelegd waarom hij een jaar geleden de VVD heeft verlaten en toen geen contact met het CDA heeft gezocht. Door de val van de Muur gingen Kinnegings ogen ervoor open dat er meer is dan de tegenstelling overheid-markt. Hij kreeg oog voor het belang van het maatschappelijk middenveld en voor zaken van moraal en recht. Maar binnen de VVD was voor die thema's geen aandacht. In toenmalig partijleider Bolkestein vond Kinneging een bondgenoot, maar door diens vertrek naar Brussel is de VVD onder Dijkstal voor een deel en althans voorlopig weer terug bij het „Nijpeliaanse surfplankliberalisme.”

Binnen de christelijke traditie, gevormd door grote namen als Burke, Groen van Prinsterer en Kuyper, is er wel aandacht voor de belangrijke thema's. En het had volgens Kinneging „voor de hand hebben gelegen” als hij onderdak bij het CDA had gezocht, „wegens de grote en belangrijke traditie waarin die partij staat.” Maar hij constateerde dat het „intellectuele erfgoed” bij het CDA wel erg ver was weggezakt en dat de partij te zeer tegen het „radicale individualisme van het vrijheid-blijheidsdenken” aanleunde. Het werden voor Kinneging dus de kleine christelijke fracties van RPF/GPV en SGP, in de hoop dat die „over de politiek minder belangrijke verschillen van mening” zullen heenstappen en aan de rechterkant van het politieke spectrum eenzelfde staaltje van politieke daadkracht ten toon zullen spreiden als GroenLinks aan de andere kant: de vorming van een christelijk-conservatieve partij die „het debat kan aanjagen, een machtsfactor van belang kan zijn en een tuchtigende invloed op CDA en VVD kan uitoefenen.”

Vermomde zegen
In reactie daarop zeggen Hillen en Zijderveld dat de electorale klap van 1994 een „vermomde zegen” is geweest. Het CDA heeft zich sindsdien genoodzaakt gezien zichzelf te „herbronnen”, de eigen ideologische drijfveren opnieuw scherp vast te stellen. Natuurlijk zijn er dan problemen, erkent Hillen. „Het CDA heeft in alle provincies gedeputeerden. Die willen dat het CDA zo snel mogelijk weer terug aan de macht komt, zodat zij weer direct met eigen ministers hun zaakjes kunnen regelen. Die hebben dus helemaal geen behoefte aan een ideologische discussie. En dan is er nog de generatie van de Hanny van Leeuwens, CDA'ers die in de jaren zestig en zeventig vanuit de solidariteitsgedachte hebben bestuurd.” Ook die zien met lede ogen aan dat het CDA een conservatieve koers kiest. „Maar dat proces is onomkeerbaar. Een paar jaar geleden had ik nog mijn twijfels, maar nu is het aan het gisten. De vernieuwing, die door Jaap de Hoop Scheffer mogelijk is gemaakt, voltrekt zich vaak nog in kleine zaaltjes en informele kringen. We komen van ver, maar we kunnen niet meer terug.”

Kinneging blijft voorzichtig, want hij kan slechts een paar namen van CDA'ers noemen die die koers voorstaan: naast Hillen en Zijderveld noemt hij Klink, de directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, en kamerlid Balkenende.

Dan licht Zijderveld zijn eigen doopceel. „Het is interessant dat ik langs een vergelijkbare weg die Kinneging heeft afgelegd en in ieder geval op dezelfde gronden juist bij het CDA ben uitgekomen. Eind jaren zeventig, toen de verzorgingsstaat zijn hoogtijdagen beleefde en de staat een soort albedil werd, gingen mijn ogen ervoor open dat een democratie zonder mediërende structuren tussen burgers en overheid en tussen burgers en markt kapotgaat. Want een samenleving die als gevolg van de verzorgingsstaat verpietert en verloedert, wordt immoreel. Er wordt geschopt tegen de waarden en normen die zo'n samenleving bijeen houden.”

Twee partijen
„Mijn publicaties daarover vonden hun weg binnen het CDA. Ik was op dat moment partijloos. Maar door de toen ontstane contacten met jonge mensen als Klink en Balkenende ben ik tot de conclusie gekomen dat het CDA mijn partij was. Jammer was wel dat Lubbers er geen oren naar had. Die was druk bezig de tent te runnen en had in zijn Torentje geen tijd voor theoretische reflexie. Hij heeft later erkend dat dat fout was. Maar de conservatieve noties die toen zijn aangedragen, vormen nog altijd het grondvlak van het CDA.”

Hillen deelt die opvatting volledig. Hij erkent dat het CDA te lang een machtige bestuurderspartij is geweest en daardoor te eenzijdig bezig was met „de pragmatiek van de dag. Daarom was de klap van 1994 eigenlijk een gezegend moment. We moesten onszelf daarna weer hervinden en hebben daarbij het belang van het principe van de soevereiniteit in eigen kring herontdekt.” En het CDA zal zich hervinden als sociaal-conservatieve partij, weet Hillen.

„De vorige eeuw was de eeuw van de emancipatie van diverse groepen. Nu iedereen zijn aandeel in de macht heeft, staat men voor de vraag wat de doeleinden nu eigenlijk zijn. En dan zie ik in deze nieuwe eeuw twee hoofdrichtingen, twee grote partijen ontstaan: de partij van de koopman en van de dominee. De eerste is de partij van de neoliberalen, waartoe ik zowel VVD als PvdA reken. En daarnaast ontstaat er een partij die zal zeggen: goed, de economie is belangrijk, maar we moeten de boel ook bij elkaar houden. Die partij zal sociaal zijn in die zin dat ze waarden als respect en verzorging van de zwakken hoog in het vaandel zal voeren. En zij zal conservatief zijn, omdat zij bewezen waarden zal koesteren en uitdragen. Dat is het CDA. Alleen al omdat wij traditioneel de grote bewaarderpartij zijn.”

Mensvisie
Respect, naastenliefde, subsidiariteit: het zijn begrippen die ook Kinneging aanspreken. „Maar er gaat wat aan vooraf. Jullie noemen belangrijke, sociale deugden, maar jullie moeten eerst belangrijke, andere deugden propageren. Zoals zelfbeheersing, doorzettingsvermogen, je eigen boontjes doppen. Alleen die deugden creëren een samenleving van mensen die voor de zwakkeren kunnen zorgen en de naastenliefde daadwerkelijk kunnen beoefenen. Voor soevereiniteit in eigen kring heb je een bepaald soort mensen nodig, met bepaalde waarden en normen. Die komen niet vanzelf, integendeel.”

„Bovendien moet het nadenken over deugden altijd beginnen met een mensvisie, en de christelijke is de meest juiste. Die houdt ons voor dat de mens tot het kwade geneigd is en dat er een innerlijke ommekeer moet komen om de zonden in toom te houden. Dan gaat het dus over het belang van de opvoeding en een goede cultuurpolitiek. Dat zijn de meest wezenlijke zaken, die het fundament van de beschaving raken. Maar daarover zie en hoor ik bij het CDA echt helemaal niets.”

„Jullie bepleiten wel subsidies voor kinderopvang. Maar dan denk ik: zijn jullie daarmee niet bezig mee te zingen in het radicaal-individualistische koor? Eigenlijk zouden jullie een herwaardering van het kostwinnersbeginsel moeten bepleiten. Het gezin is immers de hoeksteen van de samenleving. En als je kleine kinderen hebt, kan een van beide partners beter thuis zijn om voor hen te zorgen. Een samenleving waarin zowel vaders als moeders werken, leidt tot grote problemen, op allerlei terreinen. Jullie oplossing van deeltijdarbeid is utopisch, want heel veel werk kan niet in deeltijd worden verricht. En in een samenleving waarin zowel vaders als moeders werken, blijft er steeds minder tijd over voor de opvoeding en dus zal het steeds minder lukken kinderen de waarden en normen bij te brengen die zij moeten bezitten in de samenleving die jullie voor ogen staat.”

Kerk
Hillen en Zijderveld kijken elkaar inmiddels wat ongerust aan. „Juist wij hebben steeds geprobeerd het beleid van morele kaders te voorzien”, probeert Hillen. „Maar je moet niet vergeten dat wij een brede partij zijn. Wij zijn geen ChristenUnie, een kleine partij waarin een eenduidige, orthodox-christelijke koers zich altijd heeft kunnen handhaven. Wij zijn een volkspartij en moeten daarom draagvlak creëren om de mensen mee te krijgen. Als we dan over het kostwinnersbeginsel beginnen, haken de mensen af. Omdat ze daar in de praktijk geen zin in hebben. We kunnen geen bevelen uitdelen of ons al te stellig uitdrukken.”

Kinneging: „Ik begrijp best dat een generaal niet te ver voor zijn troepen kan uitlopen. Maar heb het lef om mensen te overtuigen. Daar ben je politiek leider voor. Anders verzand je in marketing: we doen wat de mensen willen. En eerlijk gezegd mis ik die overtuigingskracht een beetje. Misschien komt dat wel omdat jullie er zelf niet echt in geloven.”

„Maar jij wilt van het CDA een kerk maken!” roept Zijderveld uit. „Het was immers de kerk die de mensen voorheen die deugden bijbracht. Maar de dominee is verdwenen. Wil je nu dat een politieke partij die rol gaat overnemen?”

Kinneging: „Juist in een geseculariseerde samenleving, waarin de mensen 's zondags niet meer horen hoe het ook alweer zat, worden scholen en de politiek steeds belangrijker om de normerende kaders uit te zetten.”

„Onze beschaving is altijd gedragen door drie basisinstituten. De kerk, de aristocratie, en de universiteit. Dat zijn de cultuurdragers bij uitstek. Je ziet dat de kerk is gemarginaliseerd en dat de aristocratie is verdwenen. En doordat ook de universiteit tegenwoordig aan het nuttigheidscriterium moet beantwoorden, is die ook in een hoekje gedrongen. Dus ook haar rol als cultuurdrager is uitgespeeld. Ik geloof daarom dat juist in deze tijd een Gideonsbende nodig is, die met kracht van argumenten de cultuur weer een stoot in de goede richting kan geven. En ik geloof in de noodzaak van institutievorming, zoals ook Abraham Kuyper dat deed.”

Dik en dun
Over het belang van instituties zijn de gesprekspartners het grotendeels eens. Het gaat dan om het gezin, het maatschappelijk middenveld, de markt en de rechtsstaat. Zijderveld, die onlangs een Engelstalig boek over dit onderwerp publiceerde, zoekt naar mogelijkheden om deze instituties te „revitaliseren” zodat ze ook in de toekomst levend kunnen blijven.

„Je moet ze dan moderniseren en actualiseren”, betoogt Zijderveld. „Want als je het oude alleen maar handhaaft, dreigt het gevaar dat ze fossiliseren en verdwijnen. Anders dan de CDA-fractie in de Tweede Kamer ben ik dan ook een voorstander van het homohuwelijk. Je verandert het karakter, maar handhaaft het wezen van het instituut. Hetzelfde geldt voor het moderne gezin. Ik bepleit geen terugkeer naar de jaren vijftig en het kostwinnersmodel. In een modern gezin werken beide partners en zijn beiden verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen. Dat lukt ze nooit alleen, ook niet als ze beiden in deeltijd werken. Ook grootmoeder moet een dag komen oppassen en er moet een goede crèche zijn voor de overige dagen van de week.”

„Ik ben bang voor te 'dikke' instituties, instituties die te sterk en te belijnd zijn. Het individu gaat daar dan helemaal in op. Zoiets is in Duitsland in de jaren dertig gebeurd. Dat is doodeng. Maar ik sluit me ook niet aan bij degenen die instituties verwerpen omdat die een bedreiging zouden zijn voor de authenticiteit van het eigen zieleleven. Ik zoek een tussenweg in 'dunne', gemoderniseerde instituties, juist omdat ik ze wil koesteren.”

Kinneging vindt dat instituties niet dik genoeg kunnen zijn. Voor een fascistoïde ontsporing is hij al helemaal niet bang. „Juist in een fascistische samenleving vallen alle tussenstructuren weg. Het radicale individualisme en het totalitarisme horen juist bij elkaar.”

Bescherming
Verder verdienen instituties juist alle bescherming. „Loop het rijtje maar langs. Het huwelijk: het homohuwelijk is niet zozeer het probleem als wel het grote aantal echtscheidingen, dat in Amerika al tot 50 procent is opgelopen. De kinderen zijn er de rest van hun leven de dupe van. We moeten ons dus op de bescherming van het gezin concentreren. Het gezin: dat is volledig verwaterd en verdient meer dan ooit bescherming. De markt: daar moeten gewoon de wetten van de markt regeren. Als de overheid privatiseert zonder marktwerking te introduceren, gebeuren er gekke dingen. En de rechtsstaat: die wordt door de verzorgingsstaat en internationale ontwikkelingen steeds verder uitgehold. Maar juist voor de uitoefening van kardinale taken als wetshandhaving moet zij versterkt worden.”

„Helemaal mee eens”, knikken Hillen en Zijderveld. Het drietal heeft punten van verschil en van overeenstemming geconstateerd. Van de laatste zijn er genoeg om het gesprek in ieder geval voort te zetten via de Edmund Burke Stichting voor conservatieve gedachtevorming die Kinneging heeft opgericht. „Absoluut”, concludeert Hillen. „Niet alleen om elkaar op te scherpen, maar vooral om de samenleving te overtuigen. De kleine onderlinge verschillen zijn dan nog maar van weinig belang.”