Binnenland 2 december 2000

Dossier Klimaatbescherming

Adviseur Arcadis: Nog geen kwestie van paniek

Klimaatverandering bedreigt kust

Door N. Sterk
DEN HAAG – Een hoteleigenaar in het Nederlandse duingebied wil zijn nering vergroten. De kustgemeente waaronder hij valt, krijgt een aanvraag voor een bouwvergunning binnen. Na enige weken vindt de ondernemer een afwijzend antwoord op de mat. Motivatie voor de weigering: de grond waarop hij wil uitbreiden, is gereserveerd voor toekomstige kustverdedigingswerken. Het zou zelfs kunnen dat hij voor datzelfde doel zijn duinhotel binnen enkele jaren helemaal op moet geven.

Het voorbeeld is nog fictief, maar in de komende decennia blijft het dat niet. Hóé het klimaat verandert, is onzeker. Dát het verandert, staat vast. De zeespiegel rijst, de bodem daalt. Afslag tijdens extreme stormvloeden kan de lage landen bij de zee de komende eeuw flink de stuipen op het lijf jagen. „Maar het is nu nog geen kwestie van paniek”, zegt Bert Smolders, adviseur van Arcadis, geruststellend.

Er moet echter worden voorkomen dat dat in de toekomst wel het geval zou worden en daarom kruipen de provincies Noord- en Zuid-Holland, de kustgemeenten, Rijkswaterstaat en waterschappen op dit moment bij elkaar om te studeren op wat hun te doen staat. In april 2000 gebeurde dat voor het eerst, gisteren had in het Haagse Provinciehuis de tweede werkconferentie plaats over de veiligheid aan de Hollandse kust. Vanzelfsprekend kwam diverse keren de mislukte Haagse klimaattop ter sprake.

Natuurlijk kwam er ook een afbeelding langs van de grote villa die in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee sinds jaren angstwekkend dicht aan de steile duinrand staat. Een bijna loodrechte wand van duinzand rijst bij extreem hoog water direct op uit zee. Markeringen van wortellagen die eerdere helmgrasbegroeiing aanduiden, geven de centrale strandopgang van Bergen al jaren een aanblik die de ernst van de bedreiging vanuit zee dik onderstreept en kort samenvat. Op Texel zijn zulke plaatjes –maar dan zonder villa– inmiddels ook goed te schieten, bij de Hondsbossche Zeewering zijn de problemen eveneens manifest: de gefixeerde dijk blijft –nu nog– op z'n plaats liggen, maar noordelijk en zuidelijk ervan trekken de duinen zich in rap tempo oostwaarts terug.

Erosie
Prof. ir. J. K. Vrijling, onder meer hoogleraar waterbouwkundige constructies aan de TU Delft, toonde nóg een afbeelding: van het stadium dat op 'Bergen' volgt. Een huis dat van de duinen in zee is gestort. Niet in Bergen aan Zee, maar in Nags Head, in de Amerikaanse staat North-Carolina, waar de afkalving van een met die van Nederland vergelijkbare kust al iets verder is gevorderd.

Het huidige beleid voor de erosiebestrijding van de Hollandse zeekust –door zandsuppleties de kustlijn handhaven op het niveau van 1990– biedt in grote lijnen bescherming tegen klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing, zegt de stuurgroep Hollands Kust 2050, de initiatiefnemer van het huidige onderzoek. De komende jaren zal er wel veel meer zandsuppletie nodig zijn om de kustlijn vast te kunnen houden.

Er zijn echter ook schrikbarend veel plekken waar zo'n pleister op de wonde niet (meer) zal helpen. De gisteren uitgereikte ”Strategische visie Hollandse kust” geeft ze nauwkeurig aan. Texel, de kop van Noord-Holland, het Westland en de Zuid-Hollandse eilanden redden het niet met wat extra zandtoevoeging bij het strand of in de vooroever. Bij Callantsoog, Ter Heijde en ter hoogte van het Westland ontstaan op termijn veiligheidsproblemen voor het achterland, net als bij Katwijk en Noordwijk aan Zee. Zwaardere stormen, die zich in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid steeds vaker zullen voordoen, bedreigen de verstedelijkte gebieden vlak achter de kustlijn, zoals Scheveningen, Kijkduin, Zandvoort, Egmond en Bergen aan Zee.

Strategische visie
In de ”Strategische visie” –verkrijgbaar via de communicatieafdelingen van de beide provinciehuizen– staan 200 plannen voor de Hollandse kust die moeten worden beoordeeld en besproken, het liefst met de kustbewoners erbij. Begin volgend jaar organiseren de provincies bijeenkomsten voor iedereen die langs de kust woont of werkt. Na deze regio-ontmoetingen bepaalt de stuurgroep haar standpunt aan de hand van de Strategische visie en de ideeën uit alle regio's, en kunnen er concrete plannen worden gemaakt. Lastig is daarbij wel dat niemand op dit moment ook nog maar enig benul heeft van wat de uitvoering van een veilige kustverdediging gaat kosten. Overheden doen er in elk geval goed aan vast wat substantiële bedragen te reserveren.

Zou er helemaal niet (extra) worden ingegrepen, dan schuiven de zogenaamde ”risicocontouren”, afgezet tegen de tijd, flink naar voren op, zo hield prof. Vrijling de aanwezigen voor. Bijvoorbeeld één keer in de tien jaar kustafslag tot de boulevard, één keer in de honderd jaar afslag tot en met het eerste huis van de bebouwde zone, en bij een megastorm –één keer in de 1000 jaar– raakt een flink deel van het duindorp of de kuststad verzwolgen, en krijgt de kaart van Nederland een bijna Middeleeuws aanzien.

Dat zulke theoretische risicoanalyses het afleggen tegen de harde werkelijkheid werd bewezen in de jaren negentig, ten tijde van de verhitte discussies over de verzwaring van de rivierdijken in ons land. In 1993 maakte het hoge water voor de eerste keer in lange tijd duidelijk dat cijferreeksen geen uitkomst bieden tegen natte voeten, in 1995 ging de hele kansberekening onderuit en in 1998 durfde niemand meer te reppen over „de kans op een ramp eens in de zoveel duizend jaar.” Wellicht dat die les van dienst kan zijn bij de besluitvorming rond de kustverdediging voor komende generaties.