Binnenland7 november 2000

Trouwen in kerk onverwacht urgent

Door B. J. Spruyt
DEN HAAG – Het idee van een exclusief kerkelijk huwelijk leek tot vandaag nog niet veel meer dan een gedachte-experiment, zonder al te veel urgente praktische consequenties. Maar van de studeerkamers van een hoge ambtenaar van Justitie en enkele rooms-katholieke publicisten is het onderwerp vandaag in de vergaderzaal van de Tweede Kamer aanbeland. „We kunnen de consequenties nog niet overzien”, erkent ds. W. Silfhout, voorzitter van een interkerkelijke commissie die zich met dit onderwerp bezighoudt.

De gedachte aan een exclusief kerkelijk huwelijk kwam dit jaar voor het eerst naar voren in een artikel in het Nederlands Juristenblad. In een themanummer over ”De staat van het recht” (8 september) wijdde mevrouw Sylvia Wortmann, hoofd van de sector straf- en sanctierecht bij de directie wetgeving van het ministerie van Justitie, een uitvoerige beschouwing aan de ontwikkelingen in het personen- en familierecht. In een passage over de openstelling van het huwelijk voor homoparen ging Wortmann in op de vraag of het bestaande verbod om een kerkelijk huwelijk aan te gaan alvorens gehuwd te zijn ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand, niet kan worden afgeschaft.

Wortmann stelde voor „de kool en de geit te sparen.” Een ambtenaar van de burgerlijke stand moet in de toekomst blijven controleren of betrokkenen huwelijksbevoegd zijn, maar die betrokkenen zouden vervolgens zelf de volgorde van de huwelijksplechtigheden mogen bepalen of zelfs alleen in de kerk trouwen en het burgerlijk huwelijk achterwege laten.

Sacrament
Rooms-katholieke publicisten bepleiten eveneens de afschaffing van het burgerlijk huwelijk. Maar voor hen is het homohuwelijk eerder een aanleiding dan een oorzaak. Voor katholieken gaat het immers om een principiële zaak, aangezien het huwelijk voor hen primair een door Christus ingesteld sacrament is, dat in de kerk moet worden voltrokken. De Nijmeegse hoogleraar M. J. A. van Mourik en de jurist M. Peeters hebben dan ook de afschaffing van het artikel uit het Wetboek van Strafrecht (art. 449) bepleit dat christenen verbiedt voor de wet te trouwen voordat ze „op sacramentele wijze” zijn gehuwd. Dat artikel is natuurlijk ook een antiroomse bepaling.

Binnen de protestantse traditie is de invalshoek anders. De Reformatie bracht het aantal sacramenten terug tot twee (doop en avondmaal) en zag de bevestiging van het huwelijk vervolgens als een taak van de overheid. Dat brengt ook een eigen benadering van dit probleem met zich mee.

Volgens L. M. P. Scholten, lid van het deputaatschap voor de hoge overheid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, dienen de reformatorische kerken vast te houden aan het uitgangspunt dat „het burgerlijke huwelijk het eigenlijke huwelijk is, waarover in de kerk een zegen wordt gevraagd.” Hij is „absoluut tegen” het voorstel van GroenLinks-kamerlid Halsema om christenen de mogelijkheid te bieden hun huwelijk alleen kerkelijk te laten bevestigen en daarna al dan niet administratief te laten registreren op het gemeentehuis.

Babel van verwarring
„Om te beginnen kun je je afvragen wat de juridische status van die registratie zal zijn. Maar belangrijker is nog dat we –als we deze weg op zouden gaan– het gevaar lopen dat de overheid zich met de interne zaken van de kerk zal gaan bemoeien. De overheid zal dan regels willen stellen voor de wijze waarop het huwelijk wordt voltrokken en over andere beslissingen die een kerk neemt. Zij zal kerken niet alleen willen verbieden een polygaam huwelijk te sluiten, maar ook de voltrekking van een huwelijk van een homopaar te weigeren.

In principe is het te overwegen om –net als in Angelsaksische landen– de predikant in de kerkdienst ook als ambtenaar van de burgerlijke stand te laten optreden. Maar in Nederland lijkt me dat vooralsnog onmogelijk, omdat de overheid onvermijdelijk regels zal willen stellen.”

Scholten vraagt zich bovendien af wat de reformatorische kerken zouden winnen wanneer ze met de voorstellen zouden meegaan. „De kerken kunnen niet stellen dat het burgerlijk huwelijk door de openstelling ervan ineens taboe is geworden. Zij zullen het moeten blijven erkennen. En ik zie niet in waarom een jongen en een meisje die voor de burgerlijke stand willen trouwen, zich door de nieuwe definitie van het huwelijk die de overheid hanteert, daarvan zouden moeten laten weerhouden.”

Scholten is ook bang dat aanvaarding van het GroenLinks-voorstel in de praktijk gaat leiden tot „de opkomst van talloze pseudo-kerkjes. Huwelijkssluitingen kunnen dan immers een lucratieve business worden en de overheid kan niet in de vraag treden of een zich als kerk aandienend genootschap inderdaad een kerk is of niet. Er dreigt dan een Babel aan verwarring.”

Bezinning
De bezinning op al deze vragen is binnen de gereformeerde gezindte nog maar net op gang gekomen. Initiatiefnemer is ds. W. Silfhout, predikant van de gereformeerde gemeente van Hendrik-Ido-Ambacht, die deze zomer op een congres van SGP en RMU over het homohuwelijk, de vraag al opwierp of „de kerk de overheid nog wel kan blijven volgen als het gaat om de sluiting van het huwelijk. Is het huwelijk nog wel een huwelijk als dat is opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht?”

Inmiddels is er een interkerkelijke werkgroep geformeerd, waarvan ds. Silfhout voorzitter is. „De vertegenwoordigers van de kerken delen allen dezelfde zorg en zitten met dezelfde vragen. Ik hoop dat we ook met gezamenlijke oplossingen zullen komen. Maar alle vertegenwoordigers moeten onze conclusies weer terugkoppelen naar hun achterban, dus het zal nog wel de nodige tijd vragen. Dat komt vooral ook doordat we de consequenties van alle voorstellen nog niet precies kunnen overzien.”