Hoogleraar Schalken prijst analyse van BlaauwHeropening zaak Putten is redelijkVan onze binnenlandredactie DEN HAAG De redelijkheid verlangt op dit moment dat het onderzoek in de Puttense moordzaak wordt heropend. Als de twijfel in de Puttense zaak niet voldoende is, hoeveel twijfel is er dan nog voor een vrijspraak nodig? Dat zegt prof. mr. T. M. Schalken, hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Een falende verdediging lees mr. P. Doedens is er de oorzaak van dat de eerdere verzoeken tot heropening faalden bij de Hoge Raad. De verdediging liet steken vallen, de juridische inkleding was slecht, de Raad had redelijke gronden om het verzoek af te wijzen. Bij het recente, inmiddels derde verzoek, ligt dat duidelijk anders, zegt Schalken. Hij sprak gisteren op een symposium bij de instelling van de Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid (OMV), een samenwerkingsverband van diverse universiteiten en onderzoeksinstellingen op het gebied van criminaliteit. Hadden de rechters in het hoger beroep van 1995 in Arnhem kregen de Twee van Putten 10 jaar cel met de wetenschap van toen niet tot een veroordeling mogen komen, vroeg Schalken zich hardop af. Nee, dat kun je niet zeggen. Dat neemt echter niet weg dat er sinds 1995 veel is gebeurd. In de eerste plaats is er de scherpzinnige analyse van de politieverhoren door oud-hoofdcommissaris Blaauw. Op grond van een reconstructie van het misdrijf en een daarop gedateerde tijdsberekening komt hij tot de conclusie dat de mannen het delict niet gepleegd kúnnen hebben. En intussen is er een nieuwe verklaring van de vrouwenarts die de verslepingstheorie resoluut van de hand wijst. Wel nova Ook de zeer recente analyse van de politieverhoren door prof. dr. P. van Koppen, hoogleraar rechtspsychologie, waarin de Puttense verhoormethode onder vuur ligt, vormt wel degelijk een novum nieuw feit voor de Hoge Raad, zegt Schalken. Hij neemt het op voor de rechters die destijds het vonnis velden ze konden moeilijk anders, al hadden ze de reconstructie die Blaauw nu deed, toen van de recherche moeten eisen maar nog veel stelliger breekt hij een lans voor de heropening van de schimmige zaak: Op grond van nieuwe inzichten kán de Hoge Raad niet anders dan daartoe beslissen, meent Schalken. Van Koppen toonde zich in zijn bijdrage gisteren tamelijk sceptisch over het vele forensische onderzoek dat gebeurt voor het vinden van een dader bij een misdrijf. Vooral de DNA-hype die op dit moment door ons land waart, moet snel verdwijnen, vindt Van Koppen. Van geen enkele methode kunnen wonderen worden verwacht, ook niet van DNA-bewijs. Vooral bij moord en doodslag worden die wonderen wél verwacht. Een analogie voor het nut van DNA-bewijs zijn de successen die met vingerafdrukken worden behaald. In een relevant onderzoek waarbij honderden misdrijven werden geanalyseerd, werden in slechts 2,4 procent van de zaken vingersporen veiliggesteld, zegt Van Koppen, en in geen enkele zaak droegen de vingersporen bij aan het vinden van de dader. En zoals misdadigers vingersporen voorkomen door handschoenen te dragen, dragen veel verkrachters tegenwoordig een condoom tijdens de verkrachting. Huidschilfers De gekte rond DNA wordt, zegt Van Koppen, voor een deel veroorzaakt door de enorme toename aan analysemogelijkheden. Zelfs op minuscule huidschilfers kunnen tegenwoordig DNA-analyses worden gemaakt. In tegenstelling tot sperma zijn dergelijke sporen echter veel minder evident 'schuldige' sporen van een dader. Het vervelende is dat veel verdachten niet verdacht worden omdat het duidelijk is dat zij de dader zijn, maar louter en alleen omdat zij op de plaats van het delict zijn geweest. DNA-bewijs biedt zelfs bij uitstek de mogelijkheid voor daders van misdrijven om dergelijke sporen van een onschuldige achter te laten. Hoe eenvoudig is het en het gebeurt om enige haren van een willekeurige persoon naar een misdrijf mee te nemen. Zonder een grotere alertheid op de betekenis van de sporen op de plaats van het delict zal DNA-bewijs eerder leiden tot toename van het aantal rechterlijke dwalingen dan tot betere opsporing door de politie, meent Van Koppen. Zo bezien lijkt het zinvoller meer te investeren in speurhonden dan in DNA-bewijs. |