Binnenland29 september 2000

Werkendamse SGP-wethouder blikt terug

Besturen om te remmen

Van onze regioredactie
WERKENDAM – „Besturen vanuit het staatkundig gereformeerde beginsel gaat steeds meer lijken op een uiterste inspanning om nog enigszins te remmen.” De Werkendamse SGP-wethouder J. J. Luteijn worstelde de afgelopen maanden met zijn fractie met de vraag hoe hij in de toekomst bordelen uit zijn gemeente kan weren. „We hebben zelden over een onderwerp zo veel gesproken en zo hard het gebed van onze achterban nodig gehad.” Een terugblik.

Een keuze voor maximaal één seksinrichting in de algemene politieverordening en het tegengaan van dergelijke 'bedrijven' door hun geen ruimte te bieden in het bestemmingsplan. Enkele gemeentebesturen kozen de afgelopen tijd voor deze mogelijkheid. Gedwongen door de rijksoverheid, die de gemeenten verplichtte voor 1 oktober ruimte te bieden aan ten minste één bordeel. Slechts op enkele plaatsen in ons land is nog geen besluit genomen, zoals in Veenendaal, waar het college struikelde over de kwestie.

Ook de Werkendamse raad nam deze week, met de stem van een van de drie SGP'ers tegen, een dergelijk besluit. Alleen W. Bijl stemde tegen de aanpassing van de algemene politieverordening. Een uiting van verdeeldheid in de gewetens, niet alleen in Werkendam, maar ook tussen verschillende SGP-fracties in diverse gemeenten. Voor de Werkendamse staatkundig gereformeerden was dat met pijn in het hart en na langdurig beraad, zo blijkt. „We hebben elkaar de gewetensruimte van beide zijden gegeven. Binnen de fractie heeft dit geen enkele verwijdering gegeven, integendeel. Ik hoop dat dit niet leidt tot etikettenplakkerij, maar dat zij die vragen hebben zich tot ons wenden. We willen en kunnen dit uitleggen”, aldus Luteijn, die zijn positie ervaart als „een vreselijk moeilijke. Je staat op het snijvlak van je bestuurlijke verantwoordelijkheid en het geweten dat zegt dat bordelen in strijd zijn met Gods wet.”

Bedenktijd
Al voor de vakantie werden afspraken gemaakt met justitie, politie en GGD om een eenduidige benadering van het prostitutiebeleid in de wijde regio te waarborgen. In het Land van Heusden en Altena spraken de drie gemeenten vervolgens af om de wettelijke minimumoptie aan de raad voor te leggen.

Luteijn: „Ik heb toen om bedenktijd gevraagd. Ik had een minderheidsstandpunt kunnen innemen. Het meerderheidsvoorstel was dan aan de raad voorgelegd en naar alle waarschijnlijk aangenomen. Werkendam staat maximaal één bordeel toe en wacht verder af. De voorvraag was echter niet of ik voor of tegen ben, dat is volstrekt duidelijk. Ik ben echter wethouder in een raad waarvan de meerderheid uit niet-christelijke partijen bestaat. En er wordt van mij verwacht dat ik stuur. Dat is mijn vak. Daarbij gold voor mij maar één uitgangspunt: het weren van bordelen.”

Toen hij dan ook hoorde van een Veluwse gemeente die formeel één bordeel toestond maar vervolgens planologisch dit praktisch onmogelijk maakte, was het Luteijn duidelijk welke weg hij te gaan had. Het lukte hem daarvoor de steun van RPF en CDA, maar ook van de niet-christelijke fracties te verwerven. „Als de rechter ons dwingt, hebben we wettelijk vastgelegd dat er niet meer dan één bordeel mag komen. En als de nuloptie toch haalbaar blijkt, bestaat de bereidheid de kwestie in Werkendam opnieuw te bespreken.”

Boterzacht
Of het lukt via het bestemmingsplan blijvend een bordeelexploitant te weigeren, is de vraag. „Als iemand met een aanvraag volhardt, zal dat bij de rechter moeten blijken. Er is nog geen jurisprudentie. In die zin neem je risico's. Maar dat doe je zeker ook wanneer je kiest voor de nuloptie. Ons voorstel is in mijn optiek aanmerkelijk minder risicovol.”

De wethouder beseft dat deze oplossing voor het prostitutieprobleem alleen werkt in plaatsen als Werkendam, waar zich nog geen bordelen hebben gevestigd. „Anders ben je met deze opvatting bestaande inrichtingen aan het legaliseren. Dan verkeer je in een geheel andere situatie.”

Er wordt, als zich een exploitant aandient, een zo demotiverend mogelijk beleid gevoerd. „We plegen een maximale inspanning om een bordeel te weren. Mocht de gemeente dan toch gedwongen worden het toe te staan, dan is voor mij het punt bereikt dat ik moet afwegen om door te gaan of te stoppen. Immers, dan pas ben ik verantwoordelijk voor een bordeel in mijn ge- meente.”

Remmend
Luteijn beseft dat de houding van de meerderheid van zijn fractie „regelend kan overkomen. We hebben wel degelijk met de vraag geworsteld, maar onze verantwoordelijkheid niet naast ons willen neerleggen. Ik beweer niet dat zij die kiezen voor de formele nuloptie dat wel doen, maar de vraag is of het „ik ben tegen” voldoende is om door te gaan met de wetenschap dat de eigen gemeenteraad toch het besluit van de maximaal één vestiging neemt. Zouden wij dan niet een rem willen zijn? Wellicht is dat, in het licht van deze problematiek, in onze tijd voor de SGP de maximale opdracht.”