Strijd der geesten, tot het uitersteDoor B. J. Spruyt Laat het waar zijn dat de invoering van het homohuwelijk eigenlijk al een politiek feit is, nu alle coalitiefracties hun steun hebben betuigd. Maar bij die realiteit hebben wij ons niet willen neerleggen en zij is ook niet ons uitgangspunt, zegt SGP-woordvoerder C. G. van der Staaij. Er is nog een weg terug. Daarom hopen wij deze week al onze bezwaren zo duidelijk en overtuigend mogelijk naar voren te brengen. Het resultaat van die inzet is een uitvoerige bijdrage, waaraan Van der Staaij deze zomer bijgestaan door senator Holdijk een weeklang heeft geschreven en die hem zeker een uur kost om uit te spreken. En dat terwijl de fractie aanvankelijk voor een halfuur spreektijd had ingetekend. Maar belangrijker nog dan de omvang is de kwaliteit en de toon. Volgens een ervaren medewerker van de SGP-fractie is het debat van deze week een van meest markante momenten uit de geschiedenis van de SGP in de Tweede Kamer, vergelijkbaar met de vroegere debatten over abortus, euthanasie en de Wet gelijke behandeling. De tekst van de speech van Van der Staaij zal eind deze maand als bijlage bij het partijblad De Banier naar alle 24.000 SGP-leden worden gestuurd. De speech bevat een lange en prikkelend geformuleerde opsomming van alle bijbelse, traditionele, nationaal- en internationaal-juridische bezwaren tegen het homohuwelijk. De toon is waardig maar scherp, heel scherp soms. De coalitiekop lijkt stevig in het zand gestoken, nadat de buit in het bastion van het regeerakkoord is binnengehaald, werpt Van der Staaij het kabinet onder andere voor. Die scherpte vloeit ongetwijfeld voort uit de verontwaardiging die zich van der Staaij meester heeft gemaakt. Ik kan geen enkel begrip voor dit wetsvoorstel opbrengen. Het moet toch duidelijk zijn dat dit echt te gek voor woorden is. Het is een provocatie aan het adres van de bijbelse normen. Tegelijkertijd wil Van der Staaij zich ervoor hoeden vanuit de hoogte te spreken. Laten we eerlijk zijn: ook binnen het bijbelse huwelijk kan het nodige mis zijn. We zijn allen op de genade van God aangewezen. Niet buitensporig Volgens Van der Staaij is het kabinetsvoorstel om het huwelijk ook voor homo's open te stellen eigenlijk nog ingrijpender dan het wetsvoorstel euthanasie. Niet dat ik dat voorstel wil onderschatten, maar deze wet raakt aan de grondstructuren van onze rechtsorde. Bij het geregistreerd partnerschap kon je eventueel nog denken dat het daarbij ging om het regelen van de gevolgen van een maatschappelijke ontwikkeling. Maar dit voorstel is revolutionair, in de diepe, Groeniaanse betekenis van het woord. In de discussie over dit onderwerp openbaart zich de strijd der geesten, tot in het uiterste. Niet alleen wordt hier een heilzame, bijbelse ordening ontkend, maar ook wordt gebroken met een eeuwenoude traditie. Zelfs ten tijde van het diepste verval van het Romeinse rijk werd het huwelijk tussen man en vrouw in ere gehouden. Het gevolg is dat een institutie die toch ook de ongebondenheid van de mens beteugelt, wordt opgeheven en dat aan die ongebondenheid ruim baan wordt gegeven. Groen van Prinsterer heeft in zijn tijd al aangegeven dat de revolutiebegrippen vrijheid en gelijkheid niet alleen tot een breuk met het christelijk geloof, maar ook tot een omverwerping van de natuurlijke orde zouden leiden. Je zou daarom kunnen zeggen dat dit voorstel niet eens buitensporig is, maar een consequentie is van het spoor waaruit men sindsdien denkt. Maar dat betekent ook dat dit voorstel nog niet eens het eindpunt is en dat verdere radicaliseringen zich zullen gaan aandienen. Daarom kun je met huiver voor de toekomst vervuld zijn. Kunstmatig Als je het principe verlaat dat het huwelijk een echtverbintenis is tussen man en vrouw en tot de Hoge Raad toe is gesteld dat die definitie niet in strijd is met het antidiscriminatiebeginsel en loslaat dat de gerichtheid op gezinsvorming er een wezenskenmerk van is, wat voor fundamentele argumenten kun je dan nog aanvoeren tegen het huwelijk tussen twee broers of twee zussen of tegen polygamie? Wat je dus eigenlijk ziet, is het volgende: het kabinet creëert eerst een kunstmatige gelijkheid door het huwelijk in een nieuwe definitie los te maken van zijn afstammingsrechtelijke consequenties. Vervolgens wordt het principe van de gelijkberechtiging in stelling gebracht. Dan kan het niet-openstellen van het huwelijk voor homo's inderdaad alleen nog maar discriminatoir worden genoemd. En met behulp van derden en moderne technieken zullen er binnen gelijkgeslachtelijke huwelijken ook kinderen kunnen komen. Het is in strijd met alles: met de Bijbel, met de consensus van alle eeuwen, met het nationale en internationale recht. Het wetsvoorstel betekent een radicale breuk met het christelijk huwelijksbegrip. Het huwelijk tussen man en vrouw blijft mogelijk, maar als instituut staat het niet meer in de wet. Als het voorstel wet wordt, is dat dus een publieke erkenning van onbijbelse verhoudingen. Het zal duidelijk zijn dat wij daar als SGP de grootst mogelijke bezwaren tegen hebben. Hartenkreet Het voorstel is bovendien in strijd met de traditie van eeuwen. In de hal van het kamergebouw staat een kunstwerk met daarop afbeeldingen van Mozes, Solon, Justinianus en Napoleon. In alle verschillende rechtsstelsels die zij vertegenwoordigen was het huwelijk onbetwist een rechtsinstituut tussen een man en een vrouw. Op het kabinet rust dus een zware bewijslast om in zo'n belangrijke kwestie van onze publieke rechtsorde zo'n breuk voor zijn rekening te nemen. Maar die bewijsvoering is uiterst zwak uitgewerkt. Het kabinet beroept zich op het principe van de gelijkberechtiging. Maar rechters, tot de hoogste toe, hebben erkend dat het huwelijk niet-discriminatoir is. Het homohuwelijk is dus niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, maar voor het kabinet wel een eis van dat beginsel. En om te kunnen stellen dat het huwelijk wel degelijk discriminatoir is, gaat het kabinet het huwelijk eerst herdefiniëren. Het lijkt me duidelijk dat we hier een revolutionaire ideologie aan het werk zien. De speech bevat ook een hartenkreet, ingegeven door een ongemakkelijk gevoel over een dreigende dictatuur van de culturele mode. Afwijzing van de homoseksuele leefwijze wordt in toenemende mate gecriminaliseerd. Ik ben vooral bang dat de kerken die weigeren een relatie tussen twee personen van hetzelfde geslacht te bevestigen, in de beklaagdenbank terechtkomen en de verdenking van discriminatie op zich laden. De praktijk om alleen huwelijken tussen een man en een vrouw te bevestigen, komt als gevolg van dit wetsvoorstel in de sfeer van de gedoogde discriminatie terecht. Enquête Zorgen maakt Van der Staaij zich eveneens over de positie van ambtenaren van de burgerlijke stand die in gewetensnood komen. Zou de staatssecretaris het werkelijk redelijk vinden dat ambtenaren die hun werk jarenlang naar tevredenheid hebben gedaan, nu gedwongen worden het veld te ruimen als zij op herkenbare principiële gronden niet mee kunnen gaan met een fundamentele verandering in hun wettelijke taken? Geschrokken is Van der Staaij van de uitslag van de NIPO-enquête die zaterdag in deze krant is gepubliceerd. Daaruit bleek dat een relatieve meerderheid het homohuwelijk weliswaar eigenlijk overbodig vindt, maar dat een relatieve meerderheid het discriminerend vindt als homo's niet met elkaar mogen trouwen en dat 62 procent geen bezwaar heeft tegen invoering. Een enquête uit 1996 wees nog uit dat 52 procent voorstander was. Volgens Van der Staaij is die stijging het gevolg van de ontkerstening die veel dieper en verder gaat dan wij al dachten en een klimaat van onverschilligheid en discriminatie-angst. Ook de vooringenomen informatie die de media over discriminatie verspreiden, heeft een rol gespeeld. De geesten zijn er rijp voor gemaakt door onzinnige redeneringen en vergelijkingen. Dan werd gesteld dat een huwelijk in liefde tussen twee mannen toch eigenlijk beter was dan een huwelijk tussen een man en een vrouw die als kat en hond leven. Het is eigenlijk net als met de vraag wat sneller is, een auto of een fiets. Iedereen zal zeggen: de auto, maar tegenwoordig wordt er dan bijgezegd: Ja, maar stel dat die fiets een racefiets is en dat aan de auto tal van gebreken kleven, dan kan die fiets toch net zo goed sneller zijn? Zo verdwijnt het zicht op wat regel en wat uitzondering is. Van der Staaij en de andere tegenstanders van het wetsvoorstel worden van de week dus geconfronteerd met een ruime kamermeerderheid die voor is en die zich gedragen weet door de publieke opinie. Hoe het debat gaat verlopen weet ik niet. Sommige kamerleden willen eigenlijk geen discussie meer, omdat dat toch niet meer dan een herhaling van zetten zou zijn. Wij zullen ons daartegen verzetten. Wat het kan toch niet: zo'n ingrijpende wet en dan geen principieel debat? |