J. S. Bach 1750-2000 | 18 april 2000 |
Mijmeren bij de doopvontDoor G. de Looze
Johann Sebastian blijkt geïnteresseerd in zijn familie en legt de basis voor een stamboom: de Ursprung der musikalisch-Bachischen Familie. Bakker en molenaar Veit Bach (ca. 1550-1619), de stamvader, is geen muzikant van beroep, maar geniet ervan om tijdens het malen citer te spelen. Zijn bakkerij in het plaatsje Wechmar is tegenwoordig een museum. Zijn zoon Hans treedt wel regelmatig als speelman in Thüringen op.
Eisenach, 1685. In het huis waarin de wieg van Johann Sebastian staat, gonst het van de muziek. Dagelijks trakteren vader en broers de Benjamin op een portie noten. Al snel moet hij er zelf aan geloven. Zijn vader, getalenteerd zanger en bekwaam bespeler van de trompet, de viool en de altviool, neemt hem onder zijn hoede. In de Georgenkirche maakt Johann Sebastian kennis met het orgelspel van zijn oom Johann Christoph. Vanaf 1693 zien we hem bijna dagelijks de Latijnse school binnengaan om zich Luthers catechismus en de Latijnse grammatica eigen te maken. Hij verzuimt regelmatig, waarschijnlijk vanwege verplichtingen voor het schoolkoor. Het studentenregister meldt onder meer dat Johannes Sebastianus in 1693 als leerling van de vijfde klas 96 keer absent is. Ook op 3 mei 1694 verschijnt hij niet op school. De negenjarige knaap staat die dag bij het graf van zijn moeder. Een jaar later, op 24 februari, neemt hij op de achter zijn school gelegen dodenakker afscheid van zijn vader. De bijna tienjarige is wees. Ook de naam Luther is met Eisenach verbonden. Van 1498 tot 1501 is hij scholier in de stad die hij later als papennest betitelt, omdat een op de tien inwoners monnik is. Volgens de overlevering verblijft hij in het huis van de familie Cotta, het tegenwoordige Lutherhaus. Tijdens zijn verblijf op de Wartburg, twintig jaar later, vertaalt Luther het Nieuwe Testament in het Duits. Nog steeds torent deze burcht hoog boven de stad uit. Uit Johann Sebastian Bachs jeugdjaren rest weinig. Zijn geboortehuis aan de Lutherstrasse is verdwenen. Een bordje op de gevel van de Latijnse school, het huidige Martin Luther-gymnasium, herinnert aan Bachs schooltijd. Indrukwekkender is de verzameling middeleeuwse kunstwerken in de nabijgelegen Predigerkirche. De oude begraafplaats omvat niets dan een stuk stadsmuur en paar oude grafstenen. In de laatgotische Georgenkirche mijmeren we een poosje bij de doopvont die ruim 300 jaar geleden het doopwater voor Johann Sebastian bevatte.
De gids wijst door een van de ramen van het Bachhaus op het aan de Rittergasse 11 gelegen vakwerkhuis waarin vader Johann Ambrosius tussen 1671 en 1674 heeft gewoond. In de tentoonstellingsruimten vormen portretten, prenten, schoollijsten, gezangenboeken en partituren puzzelstukjes van Bachs leven. In de ruimte naast de ingang zijn strijk-, blaas- en toetsinstrumenten ondergebracht. Voor iedere bezoeker bespeelt de gids het Heinrich-orgeltje (1722), het Zwitserse orgelpositief (1750), het Zuid-Duitse klavechord (1770) en het spinet van Silbermann (1760). In juli eert Eisenach zijn boreling met enkele concerten in het Bachhaus en de Georgenkirche. We zullen dan in de muziek geen dartele knaap ontmoeten, maar een volwassen musicus, die werk van kaliber schreef. Jammer dat er geen speelse fuga van een zesjarige Bach voorhanden is. |
![]() |