Spyker ging niet roemloos ten onderOns kleine land heeft zich nimmer duurzaam succesvol getoond in het op grote schaal produceren van automobielen. Een kleine jongen als Joop Donkervoort weet zich nog steeds met zijn unieke machines in de vaart der volkeren staande te houden. Anderen werden in de loop der jaren door een buitenlandse automobielgigant ingelijfd of verdwenen simpelweg uit beeld. Dat laatste geldt voor het fameuze Spijker. In 1926 viel het doek voor autofabriek Trompenburg. Spijker ging echter geenszins roemloos ten onder. De tentoonstelling Het Spijker Erfgoed bewijst het. Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat de rijtuigbouwers Hendrik-Jan en Jacobus Spijker in opdracht van de stad Amsterdam de Gouden Koets voor koningin Wilhelmina bouwden. Het vooruitstrevende duo wilde zich echter niet beperken tot de vervaardiging van rijtuigen en zocht nieuwe wegen om zijn creativiteit te ontplooien. Al snel nadat de eerste automobiel in Nederland op
de weg verscheen, kochten de gebroeders een Duitse Benz.
Ze verfijnden en verfraaiden deze wagen naar eigen inzichten. Een eigen autofabriek kon niet uitblijven en in 1900 kwam hun toentertijd hypermoderne fabriek aan de Amsterdamse Amsteldijk gereed. Hetzelfde jaar nog debuteerde Spijker tijdens de eerste Amsterdamse autotentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt met een eigen model. Monsterrit De eerste jaren ging het de gebroeders niet echt voor de wind. De doorbraak kwam echter in 1903, toen Hendrik-Jan en Jacobus op de Parijse autosalon hun zescilinder racewagen met permanente vierwielaandrijving onthulden. In Amsterdam groeide autofabriek Trompenburg uit tot een begrip onder de beroepsbevolking. De gebroeders Spijker hadden hun fabriek genoemd naar het buitenhuis van de Nederlandse kapitein Cornelis Tromp, dat ooit op de plaats van de nieuwe Spijkerfabriek stond. Rond het jaar 1900 besloten de broers overigens hun naam als Spyker te gaan spellen, vanwege de betere leesbaarheid buiten de landsgrenzen. Vooral in Engeland werden de Spykers al snel populair en het merk verwierf zelfs de eervolle bijnaam Rolls-Royce van het continent. Verder wist Spyker door het behalen van de tweede plaats in de gruwelijke monsterrit van Peking naar Parijs in 1907 veel roem en publiciteit te oogsten. Bovendien viel de nieuwste modellenreeks met de kenmerkende tonronde radiateur bij het publiek in de smaak. Desondanks gleed de autofabriek langzaam maar zeker naar de rand van de afgrond. Door geldverslindende technische experimenten van Jacobus en door tekortschietende managementkwaliteiten konden de gebroeders 'Trompenburg' het niet langer op de been houden. In 1907 kwam Hendrik-Jan om tijdens een scheepsramp voor Hoek van Holland. Jacobus trok zich gedesillusioneerd terug uit de zaak. In 1908 ging Trompenburg failliet. Dankzij nieuwe financiers en een sanering van de schuldenlast kon het bedrijf in datzelfde jaar een doorstart maken. Zakelijke successen bleven echter uit, maar de reputatie van Spyker als kwaliteitsmerk groeide nog steeds. Koningin Wilhelmina bestelde in 1911 haar eerste Spyker-staatsiewagen. Er zouden er nog negen volgen. Vliegtuigen Dankzij nieuwe initiatieven en vers kapitaal wist Trompenburg zelfs de ontberingen van de Eerste Wereldoorlog te doorstaan. Toen de productie van automobielen vrijwel was stilgevallen, schakelde het bedrijf onder de bezielende leiding van luchtvaartpionier Henri Wijnmalen over op de bouw van vliegtuigen voor de krijgsmacht. De inkomsten die uit deze activiteiten voortvloeiden, werden aangewend voor de ontwikkeling van een nieuw model auto, dat door gebrek aan materialen pas in 1919 op de markt kwam. Trompenburg sloeg met deze 13/30 pk de weg van de luxe klasse in, maar ondervond uiteindelijk dat dit een heilloze weg was. De directie van de fabriek legde de lat daarom nog hoger en ontwikkelde de majestueuze 30/40 pk. Deze wagen stond op hetzelfde niveau als Rolls-Royce en kreeg van de pers lovende kritieken. De directie verwachte zo'n duizend exemplaren te kunnen verkopen en kocht voor dat aantal onderdelen in. Het tegendeel bleek echter waar te zijn. De verkoop bleef ver achter bij de verwachtingen. In 1922 ging Trompenburg voor de tweede keer failliet. Amsterdamse zakenlieden wisten het bedrijf nog tot 1925 overeind te houden, maar op 26 mei 1926 viel het doek definitief voor Trompenburg en daarmee voor het roemruchte Spyker. Van de Spyker 30/40 pk waren er uiteindelijk maar 150 exemplaren verkocht. Vijftien Van de naar schatting 1500 geproduceerde Spykers zijn er zo'n vijftien overgebleven. Het Nationaal Automobielmuseum in Raamsdonksveer heeft voor de tentoonstelling Het Spyker Erfgoed tien exemplaren bijeen weten te brengen. Liefhebbers kunnen tot 25 oktober deze unieke verzameling automobielen met eigen ogen aanschouwen. Het museum is geopend van dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur. De toegangsprijs bedraagt voor volwassenen 16,00. Kinderen betalen 8,00. |