Eenentwintig omstreden woorden worden opgepoetstDoor Agnes Amelink Van alle christelijke politieke partijen is de Staatkundig Gereformeerde Partij de enige die het ideaal van de theocratie hoog houdt. Kort samengevat: God regeert alle dingen, en dus moet zijn Woord de norm zijn voor de samenleving. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld dat in gemeentes waar de SGP een meerderheid heeft, geen disco's worden toegelaten en winkels, zwembaden en andere openbare voorzieningen op zondag dicht blijven. De SGP ontleent haar visie op de overheid aan artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis. Dit geschrift uit 1561 geldt als een van de basisdocumenten van de protestantse kerken in Nederland. Artikel 36 is altijd omstreden geweest. Niet zozeer omdat het bepaalt dat de overheid de komst van het koninkrijk van Jezus Christus moet bevorderen door de verkondiging van Gods Woord te stimuleren, maar vooral omdat het er in één adem aan toevoegt dat zij afgoderij en valse godsdiensten, desnoods met het zwaard, moet weren. Critici hebben er door de eeuwen heen een verdediging van ketterjacht in gelezen. Vooral de gereformeerde voorman Abraham Kuyper moest niets hebben van dergelijke geloofsdwang. Mede door zijn toedoen schrapten de gereformeerde kerken in 1905 de gewraakte 21 woorden. Zover is de Nederlandse hervormde kerk nooit gegaan. Uitgerekend aan Kuypers Vrije Universiteit werd gisteren een dik proefschrift over die 21 woorden verdedigd. In 'Onverkort of gekortwiekt' wijst Klaas van der Zwaag, kerkredacteur van het Reformatorisch Dagblad, erop dat ook de SGP in de praktijk vaak verlegen is met artikel 36. De inhoud staat immers op gespannen voet met de grondwettelijke vrijheid van godsdienst, waar de SGP als het zo uitkomt ook van profiteert. Tolerantie komt wel voor in de ideologie van de SGP, maar wordt eerder gedoogd dan principieel goedgekeurd. Met een beroep op artikel 36 heeft de SGP in het verleden wel geprotesteerd tegen rk processies en tegen het gezantschap bij de paus. (Het verzet van ds Kersten tegen de Nederlandse vertegenwoordiging in Vaticaanstad kreeg steun en leidde in 1925 tot de val van het kabinet-Colijn). Voor sluiting van rooms-katholieke kerken hoort men Van der Vlies en de zijnen echter nimmer pleiten. Van der Zwaag heeft in de eerste plaats een historische studie geschreven, waarin hij systematisch nagaat hoe de verhouding tussen overheid en religie zich sinds de Reformatie heeft ontwikkelde en welke rol artikel 36 daarbij speelde - impliciet of expliciet. Uit dat overzicht (van Luther tot Kuitert, van Calvijn tot Van Ruler) blijkt dat de spanning tussen theorie en praktijk die de SGP nu nog ondervindt er altijd geweest is. Enerzijds legden de aanhangers van de Reformatie de nadruk op de christelijke godsdienst als de enige ware. Anderzijds was er van meet af aan de staatkundige noodzaak om met andere religies vreedzaam samen te leven. De Reformatie legde de basis voor de godsdienstige tolerantie, doordat zij leerde dat de mens zelf - zonder tussenkomst van de kerk - verantwoordelijk was voor God. Toch waren de neutrale overheid en godsdienstig pluralisme als uitvloeisel van dit denken een stap te ver, gegeven de exclusieve waarheidsclaim. Hoewel Van der Zwaag constateert dat de inburgering van de waarden van democratie en sociale rechtsstaat het theocratische ideaal irreëel heeft gemaakt, doet hij er toch geen afstand van. Integendeel, hij roept juist op tot actualisering. De steen die verachtelijk was weggeworpen mag alsnog dienst doen als hoeksteen. De SGP moet volgens Van der Zwaag nu eindelijk eens omschrijven wat haar theocratische principes concreet betekenen. Dat betekent dat zij zich in deze tijd van 'paars' en secularisatie hernieuwd moet oriënteren op de Bijbel. Waar de historicus Van Deursen stelde dat,,de publieke moraal haar in Schrift en confessie gewortelde grondslag verloren heeft ende wil van de numerieke meerderheid tot een moreel goed gemaakt heeft, zegt Van der Zwaag unverfroren:,,Mede door de verkondiging en verbeiding van Gods Woord (= artikel 36) kunnen de bijbelse waarden en normen een positieve bijdrage vormen voor de revitalisering van het maatschappelijk leven. Dr. K. van der Zwaag: Onverkort of gekortwiekt? Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de spanning tussen overheid en religie. Groen, Heerenveen, 617 blz. 49,95. |