Overheid alleen op eigen terrein aan Gods wet gebonden
Lees artikel 36 naast artikel 30Door B. J. Spruyt DEN HAAG De SGP hecht grote waarde aan de onverkorte handhaving van artikel 36, maar in de praktijk weet de partij niet aan te geven waarin die waarde precies bestaat, constateert GPV-leider Schutte. De geschrapte 21 woorden voegen niets toe aan het belijden omtrent de overheid. Handhaving leidt bovendien alleen maar tot onduidelijkheden en misverstanden.
In het vrijgemaakte kerkboek van G. J. Schutte staan de 21 woorden die de overheid ertoe oproepen de valse godsdienst uit te roeien tussen haakjes. Schutte betreurt dat niet. Gelezen in de context van de Schrift en het geheel van de belijdenis is een heel andere interpretatie mogelijk dan die welke in de SGP gangbaar is. De SGP wil de 21 woorden wel trouw blijven, maar weet geen duidelijkheid te geven over de betekenis en reikwijdte van deze passage voor de huidige politieke werkelijkheid. Ze hechten er wel waarde aan, maar weten niet waarin die bestaat. Het gebruik van het woord theocratie leidt bovendien tot een schimmige discussie, vindt Schutte. Het begrip is politiek onhanteerbaar geworden omdat te veel mensen er te veel verschillende dingen onder verstaan. Laten we de discussie niet met vaagheden belasten en gewoon duidelijk spreken over Christus als hoofd van de kerk en Heer van de wereld, over Gods Woord en wet en over de oproep aan koningen en rechters in psalm 2. Dat is helder. Alle verwarring en vaagheid in de discussie is naar de mening van Schutte het gevolg van het onvoldoende onderscheid maken tussen de ambten van de overheid en van de kerk. We moeten niet vergeten dat de belijdenis een poging is de Bijbel na te spreken en dat er in de belijdenis meer zaken staan die relevant zijn voor dit onderwerp. Geestelijke politie Schutte doelt vooral op artikel 30, dat over de ambten van de kerk spreekt. Daarin gaat het over de geestelijke politie, die over het geloof en het hart gaat. In artikel 36 gaat het over de publieke politie, de overheid, die over de publieke samenleving gaat. Als er onvoldoende oog is voor de samenhang tussen beide artikelen en voor het onderscheid dat zij aangeven, is er ook te weinig aandacht voor het belang van de geestelijke vrijheid. SGP'ers erkennen wel het recht op gewetensvrijheid, maar vinden godsdienstvrijheid te ver gaan. Dat vind ik heel merkwaardig. Waarom is het oordeel over het geweten zo positief? Ons geweten is toch door de zonde aangetast? De atoompacifisten beriepen zich ook op hun geweten en de Bijbel, en daarvan hebben we destijds toch ook gezegd dat we dat beroep niet kunnen honoreren. Bovendien kom je dan voor de vraag te staan wie het beroep op het geweten moet toetsen, bijvoorbeeld wanneer iemand zich beroept op zijn geweten om niet te voldoen aan een grondwettelijke plicht. Er is nog een aspect aan het denken over theocratie en artikel 36 dat Schutte heeft verbaasd. De kwestie van de kerkelijke verdeeldheid, die de realisatie van het ideaal zou belemmeren. Ik vind dat we de klem niet moeten wegnemen en een poging moeten doen de overheid duidelijk te maken dat zij moet luisteren naar het in de kerken verkondigde Woord. Als je paars naar het getuigenis van de kerk verwijst, denken ze, vrees ik, aan de synode van de Hervormde Kerk of het college van bisschoppen. Omarming Het niet denkbeeldige verwijt aan het adres van het GPV dat de partij de band met de traditie heeft afgesneden, maakt op Schutte weinig indruk. De Reformatie is nooit eenduidig geweest. Denk aan het conflict tussen Datheen en Willem van Oranje. Denk aan Groen van Prinsterer, die een ontwikkeling doormaakte die leidde tot de omarming van het principe van de publieke gelijkheid van alle gezindheden. De ervaring van de vervolging van de Afgescheidenen is daarbij ongetwijfeld cruciaal geweest. De reserve van het GPV ten opzichte van het theocratisch ideaal, betekent niet dat de partij voorstander zou zijn van een neutrale staat. Het gaat ons om een vrije kerk in een vrije staat die rechtstreeks aan de wet van God gebonden is. Maar de bevoegdheden van die overheid zijn wel begrensd tot de publieke sfeer. Dat betekent dat de overheid in die publieke sfeer ook dezelfde rechten aan andersgelovigen moet toekennen, ook al keurt die (christelijke) overheid die opvattingen op grond van het Woord van God af. Je kunt en mag andere gezindheden nooit in hun rechten en vrijheden beknotten. Een christelijke overheid zal de toenemende invloed van moslims geen verrijking van de Nederlandse samenleving achten. Van een verrijking zou sprake zijn wanneer steeds meer mensen het christelijk geloof zouden omhelzen. Maar dat betekent niet dat we moslims niet dezelfde rechten en faciliteiten zouden moeten toekennen. Publieke eer In de ideologie van het GPV dient de overheid God dus wel degelijk publiekelijk te eren. Door op de terreinen waarop zij bevoegd is de wil van God als hoogste norm te hanteren en door Gods Naam openlijk te erkennen. Dat laatste kan bijvoorbeeld door in jaren van voorspoed of bij de realisatie van grote publieke werken de dank aan de God van hemel en aarde openlijk uit te spreken. Het aangaan van compromissen is in de politieke praktijk onvermijdelijk. Maar binnen zekere grenzen. Het aangaan van een compromis moet altijd iets pijnlijks zijn en een voorlopig karakter hebben. Een compromis levert minder op dan zou moeten, maar dient in de huidige omstandigheden een stap in de goede richting te zijn. Politiek richt zich op de werkelijkheid, zonder die werkelijkheid tot norm te verheffen, luidt het standpunt van Schutte. Zoals er in de Bijbel gesproken wordt over echtscheiding en de hardigheid des harten. Je hebt ermee te maken en daarom moet je een regeling treffen, maar je moet je er nooit bij neerleggen. Vanuit die invalshoek was het GPV voor het invoeren van partnerregistratie. Maar toen de overheid het huwelijk en samenwonen in dit verband principieel gelijkstelde, en dezelfde rechten en vormgeving wilde invoeren, hebben wij tegen het kabinetsvoorstel gestemd. |