Alles in de kerk erop gericht vergeving uit te delenVrijspraak in het volbrachte BorgwerkDoor J. M. D. de Heer Vergeving van zonden. Ds. K. ten Klooster, hervormd predikant te Ridderkerk, formuleert kernachtig wat dit betekent: Het is de vrijspraak op grond van het volbrachte werk van Christus. De vergeving van mijn zonden is een zaak van het geloof, al gaat dat zeker niet buiten het gevoel om. Maar de zaligheid ligt buiten onszelf, in Christus en Zijn offer. Een kerkvader zei ooit dat de vergeving der zonden de deur van de kerk is. Wie er weet van heeft, kan in verrukking en verwondering de Heere daarvoor danken en ervan zingen. Het is toch een onvoorstelbaar groot wonder, als we zien op onszelf. Wat hebben we verdiend? Dat God ons voor eeuwig zou verstoten. En dat Hij dan naar me omziet, overtuigt van zonde, brengt tot de belijdenis van schuld en doet vluchten tot Christus en Zijn volbrachte werk! Daarbij heeft het kleinste geloof een grote en volkomen Zaligmaker. De zondaar mag wanhopen aan zichzelf, als hij maar nooit wanhoopt aan God, aan Christus, aan Zijn Woord en belofte. Afval en rebellie Zonde in bijbels licht betekent afval, opstand, rebellie, overtreding van de wet, ongehoorzaamheid. In onze verwatenheid deden we een greep naar de macht. Daarmee gingen we over de grens die God stelde. Deze hoogmoedige opstand doortrekt sinds de val in het paradijs ons bestaan. We belijden dat we van nature dood zijn door de misdaden en de zonden. Dat is geen passieve aangelegenheid, want we zijn uiterst actief in ons verzet tegen God. De zonde is geen lot, maar schuld, vijandschap. Aangrijpend is dat. Dat we rebelleren tegen God, Die niet anders dan goed heeft gedaan. Zonde komt in de Bijbel ook voor onder het beeld van de melaatsheid. Aan de zonde zit het aspect van het ziek-zijn, het aspect van de verontreiniging. Er is dus de schuld van de zonde, er is ook de smet van de zonde. Naar het woord van Anselmus beseffen wij niet hoe groot het gewicht van de zonde is. Iedereen stemt toe dat de mens onvolmaakt is, tekorten en gebreken heeft. Maar dat is nog geen kennen van de zonde al kun je er geducht last van hebben laat staan er berouw over hebben. Doorgaans maken we ons drukker om de gevolgen van de zonde dan om de oorzaak ervan. Cliché Het bijbels besef van zonde en schuld raakt steeds meer uit beeld. Het woord zonde wordt een cliché, een woord dat is afgesleten. Zoals dat altijd gebeurt met woorden die we vaak en gemakkelijk in de mond nemen, maar waardoor de betekenis ervan ons ontgaat. Duidelijk is, dat in de samenleving datgene wat vanuit de Bijbel als zonde wordt getekend, niet meer als zodanig wordt gezien. De heilzame geboden van God hebben wij achter onze rug geworpen. De norm ligt niet meer bij Gods Woord en wet, maar bij de mens. Dat werkt op allerlei gebied door. Dat de mens tot alle kwaad geneigd is, wordt niet meer aanvaard. Hij is immers veel meer een product van zijn opvoeding en omgeving. Als iemand een misdaad heeft begaan, wordt er al snel gekeken naar de omstandigheden waaronder die persoon is opgegroeid. In de verkondiging van het Woord signaleren we ook een toenemende afwijking als het gaat om de plaats van de wet daarin. En dan met name de aanklagende functie van de wet. Dat heeft gevolgen. Ik weet uiteraard dat men aan de andere kant zozeer de nadruk kan leggen op dit aspect, dat daardoor het Evangelie nauwelijks of niet aan bod komt. Alleen, misbruik heft nooit het rechte gebruik op. In de prediking is de ontdekking aan schuld en zonde een wezenlijk element. Het gaat om een grondig werk van overtuiging. Maar dat staat niet op zichzelf. Doel is dat de breuk met God wordt hersteld. Het gaat om de volle en vrije vergeving van zonden. De prediking van de wet is geen obstakel, maar dringt tot berouw en schuldbelijdenis, als de weg waarlangs de zondaar tot Christus komt. De wet staat in dienst van het Evangelie. Wie het heil van zijn hoorders op het oog heeft het herstel van de gemeenschap met God kan niet om de verkondiging van de wet heen. Hoe diepgaand die ontdekking moet zijn? Zo diep dat een zondaar tot Christus vlucht. Wet en Evangelie De gezond gereformeerde verhouding tussen wet en Evangelie staat in onze tijd onder geweldige spanning. In de naoorlogse jaren heeft de theologie van Karl Barth doorgewerkt. Hij keerde de verhouding wet en Evangelie om. Vandaag de dag waait de wind ook nog uit een andere hoek. Je kunt nogal eens horen zeggen dat we vanuit Christus onze zonden leren kennen. Hierbij ligt zondag 2 van de catechismus onder vuur. Ten onrechte. In welk verband staat dan de verkondiging van de wet? In het kader van de vervulling door Christus, in het kader van het genadeverbond. Christus heeft de wet vervuld, de vloek ervan gedragen. Maar Christus schuift de wet niet terzijde. Die blijft haar functie behouden. Paulus zelf zegt in Romeinen 3 dat door de wet de kennis der zonde is. Dat is overigens in het spoor van de Heere Jezus Zelf, Die gezegd heeft dat wie gezond is de medicijnmeester niet nodig heeft. Niemand zal tot de Heere Jezus vluchten die niet van een zware last bevrijd wil worden. Het christendom is de religie van het gebroken hart. Maar Saulus leerde toch in de ontmoeting met Jezus op de weg naar Damascus zijn zonden kennen? O zeker, Paulus werd daar stilgezet. Maar er gebeurt ook wat in die ontmoeting. Want de verheerlijke Christus vraagt van Paulus rekenschap van zijn overtreding: Wat vervolgt gij Mij? De kennis van zonde veronderstelt altijd een norm, die overtreden is. Die norm is de wet. Wortel Ontdekkende genade is dus van belang. Niet alleen in algemene bewoordingen. Maar met een Gij zijt die man. En als David dan komt tot de erkenning en belijdenis van zijn schuld (overspel en moord), stuit hij op de wortel van de zonde. Psalm 51 mag klassiek heten als het gaat om de waarachtige bekering: 't Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf, neen, 'k ben ik ongerechtigheid geboren. Tegen U heb ik gezondigd. En dan is het maar een stap tot de volle en vrije vergeving. Nathan zei tot David: De Heere heeft uw zonden weggenomen. Is er geen verschil met de vergeving in het Nieuwe Testament? Door de dood en de opstanding van Christus valt het volle licht op de vergeving van de zonden door de verdienste van de Borg en Middelaar. Wat het wezen van de zaak betreft, is er echter geen verschil met het Oude Testament. Ook daar gaat het om het geloof in de beloofde Christus. Heel de dienst van de ceremoniën wees op Hem. Van Christus is het Oude Testament vol. Sommige profeten spraken zo helder van Hem en van Zijn werk denk aan Jesaja 53 alsof ze er getuige van waren geweest. Bovendien zegt Paulus dat Abraham door het geloof gerechtvaardigd is en naar het getuigenis van Jezus heeft de aartsvader Zijn dag gezien. Door het geloof in de Christus Die beloofd was, werd Abraham de gerechtigheid van de Middelaar toegerekend. Het verschil is dat de kerk van het Oude Testament in de belofte kreeg wat de gelovigen in het Nieuwe Testament in de vervulling zagen. Ze gevoelden in rijkere mate de vertroosting van de vergeving van zonden, de vrijheid om tot God te komen en de ruimere bedeling van de Geest der genade. Augustinus heeft gezegd dat wat in het Oude Testament verborgen is, in het Nieuwe helder en klaar wordt geopenbaard. Het gaat daarom niet aan om, zoals prof. C. J. den Heyer, te stellen dat God in het Oude Testament de zonden vergeeft zonder dat er sprake is van het plaatsvervangende sterven van Christus. Vluchten Uit genade wil God de zonde vergeven. Hij doet dat in de weg van overtuiging en schuldbelijdenis. De Heilige Geest stuwt onweerstaanbaar naar Christus heen. Het geloof is altijd toevluchtnemend van aard. Het weet één ding heel zeker: ik moet bij de Heere Jezus zijn. De roep uit het verslagen hart is gericht op het hart van Gods ontferming. Het is de roep van de tollenaar: Wees mij, de zondaar, genadig. Het is het vluchten van de doodslager naar de vrijstad, het aangrijpen van de reddingsboei door de drenkeling. Het is prachtig vertolkt in het gedicht van Robert Murray MacCheyne: Ik boog me en geloofde en God sprak me vrij. Christus is ons van God geschonken tot wijsheid en rechtvaardigmaking en heiligmaking en tot een volkomen verlossing. Vergeving van zonden is een groot wonder. De tollenaar ging gerechtvaardigd heen naar zijn huis. Dat zet door in de voortgaande, dagelijkse bekering. In het lopen van de loopbaan is er de strijd, ook tegen de zonde. De waarachtige bekering is een afsterven aan de zonde. Maar in Christus is het oude toch voorbijgegaan en is alles nieuw geworden? Jazeker. In Christus is de nieuwe mens volmaakt. In mezelf zie ik hoe langer hoe meer mijn zondige aard. En de strijd daartegen is zwaar. Paulus had er ook het nodige mee te stellen. Ik, ellendig mens. Die strijd gaat door tot de laatste snik, al is de kracht van de zonde gebroken. Maar ook in het leven van het geloof laat God Zijn wet scherp preken. Opdat ik mij hoe langer hoe meer verootmoedig en hoe langer hoe meer de gerechtigheid van Christus begeer. Ik ben en blijf een arm zondaar. Niet geliefd Dit arm zondaarsgeloof was en is niet geliefd. Er is een tendens die wel veel spreekt over groeien in je geloof, waarbij de indruk wordt gewekt dat ze de zonde te boven zijn. Bouwen aan je geloof en daarmee samenhangend het bouwen aan goede relaties, een goed huwelijk, een goede sfeer op het werk. Ik zal niet graag ontkennen dat heiligmaking verband houdt met het leven van elke dag. In de catechismus krijgen de tien geboden niet voor niets een brede plaats in het stuk der dankbaarheid. Het is onmogelijk dat wie door een waar geloof Christus is ingelijfd, niet zou voortbrengen vruchten van dankbaarheid. Ik onderstreep het woord onmogelijk. Het kan eenvoudig niet anders. Aan de vruchten kent men de boom. Maar ook een christen zal geweldig moeten oppassen dat hij niet permanent over zichzelf staat gebogen, zichzelf belangrijk vindt en daarin de oerzonde van de hoogmoed uitleeft. Het is veelzeggend dat de christen in de catechismus bij de behandeling van het Onze Vader bidt: Wil ons, arme zondaren, al onze misdaden.... En Psalm 119, de psalm van de dankbaarheid, eindigt met: Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht.... Amen Dit betekent niet dat een christen eindigt in zijn zondaarsbestaan. Integendeel! Alles in de christelijke kerk is erop gericht om vergeving van zonden uit te delen. De ware christenheid is geen verzameling van hoogmoedige, afgezonderde reinen, maar een vergadering van zondaren die al hun heil zoeken in het offer van Christus, zegt Luther. We mogen eindigen in God door Jezus Christus. De christen zegt Amen op Gods oordeel over de zonden, maar zegt ook Amen op de vrijspraak in Christus. Bij de toonladder van het geloof horen de diepste klanken van de droefheid over de zonde, maar ook de geloofsjubel van de vrijspraak in Christus en de verrukking van de ziel over het door God in gunst en genade aangenomen te zijn. Dan geloof en vertrouw je niet op geloof, maar op God, Die niet beschaamt. Nooit. |