Werk van de Geest is altijd ongekend en verrassendDe Geest als sleutel op het WoordDoor K. van der Zwaag Calvijn heeft eens gezegd: Het is de verhoogde Christus, Die in de woordverkondiging de Heilige Geest hanteert. Beiden, de Geest en Christus, zijn niet te scheiden. De kern van het werk van de Geest is dat Hij tot Christus brengt. Achter de Geest staat het kloppende hart van Christus. Ds. J. Belder, hervormd predikant in Nieuw-Lekkerland, legt de nadruk op de prediking, de bediening van het Woord, waarin de Geest het geloof schept en onderhoudt. Het is de Geest die de mens met Christus verbindt en uit Hem doet leven. Het is niet waar dat er pas in onze tijd meer aandacht is gekomen voor het werk van de Heilige Geest. Ik denk aan Owen, Goodwin en Calvijn. De laatste wordt zelfs de theoloog van de Heilige Geest genoemd wordt. Maar ook meer eigentijdse theologen als Kuyper, Versteeg, S. van der Linde, Krussche, Velema en Floor hebben zich met de Geest beziggehouden. Zij deden dat echter nooit afzonderlijk. Ze hebben de leer van de Heilige Geest niet willen isoleren van de leer van Christus. Je hoort wel eens dat de Heidelbergse Catechismus onder de maat zou zijn wat betreft de plaats van de Geest. Zondag 20 lijkt op het eerste gezicht sober. Het is immers een kort antwoord. In deze zondagsafdeling wordt gezegd dat de Geest samen met de Vader en de Zoon waarachtig God is en dat Hij ook mij gegeven is opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en eeuwig bij mij blijve. Toch komt het werk van de Heilige Geest voortdurend ter sprake in verband met de enige troost in leven en sterven en het deelachtig worden van die troost. Men zou het eens moeten onderstrepen! De Geest is de beloofde Trooster. Ook in het doop- en avondmaalsformulier komt de Geest aan de orde, maar ook dan nooit geïsoleerd. De Geest getuigt van Christus, Hij werpt alle licht op Hem. Zo ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. De Geest opereert wel op de achtergrond in de wereld, maar de wereld is vol van de Geest. Hij is present in schepping en herschepping. De Geest mogen we dan ook nooit achterstellen bij de Vader en de Zoon wat eerbied en aanbidding betreft. De Geest is van hetzelfde Wezen, Hij blijft waarachtig God. De Vader is de diepste oorsprong van het verlossingswerk. Hij gaf de Zoon; Hij stortte de Geest uit op de pinksterdag. Maar alledrie zijn één. De Geest is uit de Vader en uit de Zoon. We mogen wel onderscheiden, maar niet scheiden. Het Kort Begrip zegt terecht dat de Geest ons van de Vader door Christus is gegeven (antwoord 39). Orde des heils De Geest is onmisbaar in de prediking. Er wordt vooraf ook gebeden om de verlichting door de Geest. De Geest is de auteur van het Woord, of, zoals Spurgeon zegt: de sleutel op het Woord. De catechismus legt grote nadruk op het feit dat de Geest de weldaden van Christus deelachtig maakt. Niemand zegt immers: Jezus de Heere dan door de Heilige Geest. Het is de Geest, Die mij doet geloven. De Geest en het Woord horen nauw bij elkaar. De Geest mogen we niet opsluiten in het Woord, noch omgekeerd. We moeten oog hebben voor de soevereiniteit van de Heilige Geest. Calvijn zegt dit in een pinksterpreek zo dat de Heilige Geest zich sedert Pinksteren met een onverbrekelijke band aan het Woord verbonden heeft. Woord en Geest werken dan samen. De Heilige Geest getuigt niet los van het Woord. Hij actualiseert het schriftwoord. Typisch voor de Reformatie en zeker ook voor een theoloog als Kohlbrugge is dat de Geest het geloof werkt in onze harten door de prediking van het Woord en dit door de prediking ook onderhoudt (Romeinen 10:17). Hij maakt ons arm met alles buiten Christus, om ons te doen terechtkomen in de armen van de Zaligmaker. Symptomen van de geest Als de Geest werkt in de mens, dan zijn daar symptomen van. Ik spreek liever van symptomen dan van kenmerken van de Geest omdat dit laatste woord omstreden is geworden. Ursinus ziet als symptomen van de Geest een behoefte aan waarachtig gebed, droefheid over de zonden, geloof, vrede, blijdschap, hoop, volharding. Ik ben wel eens bang voor scheefgroei in de prediking, wanneer wordt toegegeven aan het verlangen van sommigen om de ondervindingen van Gods kinderen breed uit te meten. Het gevaar is dat dan geroemd wordt in ervaringen van de mens, in plaats van in de levende Christus. Christusprediking verwordt tot christenprediking. En daarmee bedroeven we de Heilige Geest! Reëel is het gevaar dat in een dergelijke prediking mensen gaan rusten buiten Christus. Al te gemakkelijk duiken dan woorden op zoals bekommering, waarbij het nog maar de vraag is of het de werkelijke bijbelse bekommering is! Toeleidende wegen Men spreekt in bepaalde verbanden vandaag weer met een zekere voorliefde over toeleidende wegen. Echter pas vanuit de positie van het geloof weet ik van toeleidende wegen. Daarbuiten is levensgroot het gevaar aanwezig dat ik de Heilige Geest voor de voeten loop en Hem de weg voorschrijf, met alle gevolgen van dien. Daarbij denk ik ook aan het faseren van de heilsweg. Vergeten we niet dat de Heilige Geest het voor ons altijd onbekende pad gaat. Daardoor is en blijft Zijn werk steeds ronduit verrassend en fris! Er is zeker een heilsorde, niet chronologisch, maar theologisch. Het heil is bij de verkiezing begonnen, bij het eeuwig welbehagen van de Vader, waarna de roeping komt. Maar je mag de geloofsweg niet zien als een weg met allerlei tussenstappen en fases. Het is de worsteling én de verdienste van de Reformatie geweest om de dingen bij elkaar te houden. We kunnen niet alles in een schema onderbrengen. Woord als voertuig Er zijn twee gevaren die de gezonde prediking bedreigen, een doperse geestdrijverij en een objectivistische heilsverkondiging. In beide gevallen wordt de Geest losgemaakt van Christus. Geest en Woord mogen we nooit van elkaar scheiden. Het Woord is het voertuig van de Geest. Kohlbrugge spreekt over de Geest Die ins Wort hinein treibt. In dat Woord geeft God Zichzelf te kennen. De Bijbel is geen bij-bel, geen dode letter, maar het Woord schept en onderhoudt het geloof. Terecht zegt Schilder dat het vergeestelijken van de Schrift eigenlijk een belediging is van de Geest. Dan wordt gauw overgestapt van de letter van de tekst naar de persoonlijke ervaring. De Schrift is geestelijk genoeg van zichzelf. Op dit punt liggen er echter wel veel vragen. Hoe past de Geest het Woord toe in de prediking? Hoe kan de mens weten dat hij de Heilige Geest heeft ontvangen? Ursinus spreekt hierbij van het gelovige gebed, het kinderlijk vertrouwen, haat tegen de zonde, belijdenis van Christus en christelijke hoop. Er is zeker een inwendig getuigenis van de Geest. Daarvan horen we ook bij Dordt! Maar dat is niet een bijzondere verzegeling, in de zin van een tweede genade, zoals ds. I. Kievit lijkt te leren. Ook kan ik niet met Lloyd-Jones mee als hij een bijzondere geestesdoop leert. Met deze opvattingen krijg je twee soorten christenen: zij die de bijzondere ervaring van de Geest hebben ontvangen en zij die hiervan verstoken blijven. In de Toronto-beweging wordt dit helemaal eenzijdig gesteld en staat de Geest geheel los van Christus. De Geest werpt echter nooit op zichzelf terug, maar op Christus. Hij stelt niet Zichzelf in het middelpunt, maar de Zaligmaker. Het verenigen van zondaren met Hem is Zijn voornaamste werk. Gevoel Wie rust op eigen ervaringen en gevoelens, wankelt. Er is zeker plaats voor het gevoel. Het leven met de Heere heeft gevoel en ervaring in zich. De Dordtse Leerregels spreken daar op een mooie en warme wijze over. Zij spreken van een genieten van Christus door de Heilige Geest. In de charismatische beweging is veel aandacht voor de gaven van de Geest. Het zou ons niet ontsieren om eerst eens hiernaar te luisteren voordat wij kritiek uitoefenen. Is de charismatische beweging niet de onbetaalde rekening van de Kerk? Hebben wij misschien te weinig oog gehad voor de veelkleurigheid van de Geest in Zijn werkingen? Owen zegt erg resoluut dat de tijd van de bijzondere geestesgaven voorbij is. Calvijn is daar toch genuanceerder in, met name in zijn commentaar. Dat er een aantal gaven niet meer zijn teruggekomen, komt volgens Calvijn vanwege de wijze waarop we ermee zijn omgegaan. Calvijn rekent onder de charismata (letterlijk: gaven) de gave van de bediening van het Woord en de bediening van de sacramenten, de ambten als organen van de Geest. Prachtig is het wanneer we lezen in Romeinen 6: 23 dat charisma bij Paulus ook voluit te maken heeft met de verzoening die Christus aanbracht door Zijn dood en bloedstorting. Daar hebben we mijns inziens de kern van het werk van de Heilige Geest. De Geest weerstaan De Bijbel leert ons dat mensen de Geest ook kunnen weerstaan. Hoe kan dat, zo kun je je afvragen, wanneer we geloven dat de Geest onwederstandelijk is? Ik denk dat we het gétuigend werk van de Geest kunnen weerstaan, maar niet het óvertuigend werk van de Geest. Kohlbrugge zegt: de Heilige Geest is niet langer te weerstaan dan Hem behaagt. Dan doorboort Hij het stenen hart. Daarom is de prediking zo'n geweldig gebeuren. De Geest leert ons de plicht om God lief te hebben. Tegelijk klinkt de smeekbede uit het zondaarshart door om de machtige doorwerking van de Geest. Hij ook is het die als Geest van het geloof maakt dat de mens zijn handen gelovig legt op het verzoenend offerlam Christus. Door de prediking komen wonderen tot stand. Lloyd-Jones onderscheidt wat betreft de prediker tussen de advocaat en de getuige. De advocaat verdedigt leerstellingen, de getuige spreekt wat hij gehoord en gezien heeft. De Geest is aan het Woord door de prediking. Ik zei het pas in een preek: U moet het en God doet het. Mijn verlegenheid wordt Gods gelegenheid. De verantwoordelijkheid functioneert 100 procent, maar ook de genade. Die twee kunnen we nooit oplossen. De mens heeft gekund wat God eist. Het is een schuldige onmacht en onwil waarin hij is terechtgekomen. De Geest doet mij met lege handen tot Christus gaan. We kunnen de Geest ook bedroeven. Die uitdrukking staat in het teken van de heiligmaking. Het vuur van de Geest kunnen we bedroeven door een werelds leven. Het avondmaalsformulier spreekt van het verachten van God en van de sacramenten. We kunnen de Geest uitblussen, maar gelukkig zijn er ook blaasbalgen die het werk van de Geest weer doen opvlammen, zoals het gebed, het lezen van Gods Woord en het gebruik van de sacramenten. |