Apologeten van de twintigste eeuw 10 februari 1998

J. G. Machen gaf wetenschappelijke onderbouwing van Bijbel

Geloof gegrond op historische feiten

Door ds. P. de Vries
John Gresham Machen (1881-1937), die eerst aan het Princeton Theological Seminary en later aan Westminster Theological Seminary de leerstoel Nieuwe Testament bekleedde, mag met recht een apologeet van het christelijk geloof genoemd worden. Machen had een zeer brede culturele belangstelling. Tegelijkertijd was hij een christen die overtuigd was van de waarheid van de klassiek gereformeerde belijdenis van de kerk.

In doorwrochte wetenschappelijke studies, artikelen in vooraanstaande tijdschriften, populaire radiotoespraken en ingezonden artikelen in toonaangevende seculiere kranten kwam hij op voor het gezag en de boodschap van de Bijbel. In een van zijn toespraken zei hij: „Zeker een christendom dat niet van argumenten wil weten, is niet het christendom van het Nieuwe Testament”. Machen was altijd tot verantwoording van zijn geloof bereid, te midden van geestverwanten en onder andersdenkenden.

Machens verdediging van het christelijk geloof heeft twee brandpunten, namelijk de betrouwbaarheid van de Schrift in de historische feiten, en het gezaghebbend karakter van de interpretatie die de Schrift zelf aan die feiten geeft.

Diepe crisis
Na afronding van zijn theologiestudie aan het Princeton Theological Seminary ging Machen naar Duitsland om zich breder te oriënteren. De kennismaking met de kritische Duitse theologie stortte hem in een diepe crisis. Met name de colleges van Wilhelm Hermann maakten grote indruk op hem. Hermann was een theoloog die de historische kritiek volledig aanvaardde, inclusief die op de maagdelijke geboorte en de opstanding. Hij verdedigde het geloof in de zedelijke Jezus, die naar zijn overtuiging de ware Jezus was.

De jonge student voelde zich tot Hermann, die door zijn gloed en integriteit vele orthodoxe christenen beschaamd stelde, bijzonder aangetrokken. Dat blijkt wel uit wat hij in een van zijn brieven schreef: „Zo'n overweldigende persoonlijkheid had ik denk ik bijna nog nooit eerder ontmoet. ...Hij gelooft dat we door Jezus in contact komen met de levende God en vrijgemaakt worden van de wereld. Het is geloof dat een werkelijke ervaring is, een werkelijke openbaring dat God ons zalig maakt, niet een geloof dat bestaat in het accepteren van een aantal dogma's enkel en alleen op basis van wat anderen gezegd hebben”.

Door dit alles raakte Machen diep geschokt. Wanneer hij van college kwam, las hij menigmaal eerst het evangelie van Markus in zijn geheel door. En dan verdwenen zijn twijfels. Hij kon zich niet voorstellen dat wat daar geschreven stond, slechts berustte op menselijke verbeelding. Uiteindelijk heeft hij de liberale theologie radicaal verworpen.

Feiten ordenen
Keer op keer heeft Machen beklemtoond dat het christelijk geloof op feiten berust. In een radiotoespraak zei hij: „Geen feiten, geen goed nieuws; geen goed nieuws, geen hoop”.

Naar Machens overtuiging is het de taak van de wetenschap alle feiten te ordenen en in de juiste samenhang te zetten. Bijbelse en buitenbijbelse gegevens kunnen daarbij elkaar nooit tegenspreken maar hooguit aanvullen. Machen heeft sterk beklemtoond dat wij de betrouwbaarheid van de Bijbel wetenschappelijk kunnen onderbouwen. Zijn bekwaamheid als nieuwtestamenticus en apologeet komt onder andere tot uiting in zijn werk “The Virgin Birth of Christ”. Daarin verdedigt hij met een keur van argumenten dat de maagdelijke geboorte zeer hecht in het nieuwtestamentische getuigenis ligt verankerd en geen vinding is van de eerste christelijke gemeente. Machens verwijt aan de moderne theologie was dat zij geen recht deed aan de feitelijke gegevens en daarom het zicht op de boodschap van de Bijbel verloor. Dit laatste heeft hij breed uitgewerkt in “Christianity and Liberalism”. Hij stelde daarin dat de liberale theologie niet een variant binnen het christendom is, maar een totaal andere religie: „Liberalisme verschilt van het christendom met betrekking tot de vooronderstellingen van het Evangelie, met betrekking tot het Boek waarin het Evangelie vervat is en met betrekking tot de Persoon die in het Evangelie voorgesteld wordt. (...) Liberalisme vindt de zaligheid (voorzover het nog van zaligheid wil spreken) in de mens, christendom vindt die in een daad van God”.

Fundamentalisten
De overtuiging dat de Schrift in wat zij ons aan geschiedenis meedeelt, betrouwbaar is, deelde Machen met de fundamentalisten van zijn tijd. De anti-wetenschappelijke houding die hij bij vele fundamentalisten zag, kon hij echter niet voor zijn rekening nemen. Hij was ook bevreesd dat tal van fundamentalisten, evenals hun liberale tegenstanders, het christendom allereerst als een zaak van subjectieve ervaring zagen. Zelf was hij ervan overtuigd dat het christelijk leven de vrucht en niet de wortel is van de christelijke leer en dat de christelijke ervaring aan de Bijbel getoetst moet worden en niet de Bijbel aan de christelijke ervaring.

Wij kunnen nog altijd veel van Machen leren. Een van de kritische vragen die bij zijn benadering gesteld kunnen worden, is of hij wel voldoende recht heeft gedaan aan het gegeven dat ons verstand door de zondeval verduisterd is en alleen het innerlijk getuigenis van de Heilige Geest de volle zekerheid geeft van de waarachtigheid van het christelijk geloof. Zijn vriend en leerling Cornelius van Til heeft veel sterker dan Machen aandacht gevraagd voor de betekenis van uitgangspunten als het kader waarbinnen redelijke analyse functioneert.

Nu kunnen we niet zeggen dat dit besef bij Machen totaal afwezig was. Hij presenteerde zijn argumenten uiteindelijk altijd tegen de achtergrond van het geloof in de drie-enige God. De God Die ons aller Schepper is, Die de geschiedenis leidt naar Zijn raad en Die door Christus zondaren met Zichzelf verzoent en in de kracht van Zijn Geest tot Zich trekt. Machen was zich er ook terdege van bewust dat iemand de juistheid van een historische analyse ter verdediging van het christelijk geloof kan aanvaarden zonder zelf een christen te zijn. Uiteindelijk moet ons hart geopend worden.

Brandend verlangen
Op nieuwjaarsdag 1937 overleed Machen aan een longontsteking. Hij dicteerde zelf de woorden van het telegram dat naar zijn vriend en collega John Murray (afkomstig uit de Free Presbyterian Church of Scotland) gezonden moest worden: „Ik ben zo dankbaar voor de dadelijke gehoorzaamheid van Christus. Zonder die geen hoop”. Een paar uur later stierf hij.

Gevraagd naar wat het meest kenmerkende was van Machens optreden, antwoordde een van zijn tijdgenoten dat Machen werd gedreven door het brandend verlangen de heerschappij van Christus in Zijn kerk en over heel de wereld erkend te zien.

De auteur is hervormd predikant te Elspeet.