Haaije Feenstra: manager in de kerk
Hij gaf twaalf jaar leiding aan de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Als directeur zag Haaije Feenstra (56) het als zijn taak om scherpe, soms pijnlijke keuzes te maken. Rond massaontslagen of het stopzetten van het miljoenenproject Numeri.
Zijn werkkamer in het Dienstencentrum in Utrecht is bijna leeg. Er staan nog wat dozen en een grote blauwe papiercontainer, wiens honger bijna is gestild. Feenstra nam woensdag afscheid van de Dienstenorganisatie, waar hij in 2005 begon.
U was manager in een kerk. Een lastige combinatie?
„De leidende principes in de kerk zijn het geloof en het vertrouwen dat God voor ons zorgt. Maar we hebben ook een portemonnee die onze droom voor het Evangelie begrenst. Ik heb steeds gezocht naar de verbinding tussen ideeën en financiële mogelijkheden. Als je dat niet doet, kom je heel snel in de rode cijfers terecht. Scherpe keuzes zijn nodig. Soms is dat lastig, want we willen als kerk zo graag iets doen voor de samenleving, voor noodlijdende gemeenten of voor nieuwe pioniersplekken.”
U gaf op 13-jarige leeftijd al leiding aan een kinderclub van leeftijdgenootjes. Een geboren leider?
„Ik zou eerder zeggen: ik ben een nog altijd lerende leider. Ik heb wel steeds de moed gehad om nieuwe dingen te beginnen. Ik was initiatiefrijk en zat vol ideeën. En ik was er al jong van overtuigd dat het christelijk geloof van grote waarde is. Voor mezelf, maar ook voor anderen.
Ik kom uit een traditioneel, hervormd gezin uit Friesland. Twaalf kinderen, onder wie tien jongens. Mijn vader bracht me veel bij over kerk en geloof; van mijn moeder leerde ik wat het betekende om Jezus te volgen. Vanaf mijn vijftiende kwam ik daar zelf voor uit. Kerkgang was geen moeten meer, maar een willen.”
U werkte vier jaar voor Nes Ammim, een christelijke leefgemeenschap in Israël. Wat betekent voor u de „onopgeefbare verbondenheid” met Israël, waarover de kerkorde van de Protestantse Kerk spreekt?
„Ik heb mijn hele leven lang een sterke verbondenheid met Israël ervaren. Dat kwam niet alleen door de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog, de Jom Kipoeroorlog in 1973 en mijn verblijf in Israël, maar ook door het geloof. Joden en christenen delen het Oude Testament. We verwachten samen de komst van de Messias – voor ons dan de wederkomst. Dat geeft een band die sterker is dan welke andere band dan ook.
Toen ik solliciteerde voor de functie van directeur van de Dienstenorganisatie, ging het gesprek met de ondernemingsraad voor mijn gevoel voor zeker de helft van de tijd over de vraag of ik niet te pro-Israël was. Tegelijkertijd, als je zoals ik vier jaar in Israël hebt gewoond, dan kun je je ogen niet sluiten voor het leed van het Palestijnse volk. Misschien hebben we de vraag naar gerechtigheid te lang genegeerd. Maar dat laat onverlet dat Gods verbond met Israël eeuwigdurend is. Dat betekent ook dat we bijzonder alert moeten zijn op antisemitisme. De kerk heeft in het verleden te gemakkelijk gedacht dat de beloften van God voor Israël in de kerk vervuld zijn.”
Een tijdlang werkte u als manager bij Holland Casino. Dat lijkt in uw loopbaan een vreemde eend in de bijt. Zou u daar nu nog kunnen werken?
„Nee, ik zou er niet meer naar terug willen. Dat een joch uit Friesland bij het casino terechtkwam, was best wonderlijk. Het was een heel seculiere omgeving, al was er altijd wel iemand die aan het begin van de maaltijd opstond en zei: „Mensen, laten we even stil zijn zodat Haaije kan bidden.”
Ik heb gezien wat Mammon met mensen kan doen. De verleiding van het kwaad is geen theorie waarover je alleen op zondag hoort. Nee, je ziet het doordeweeks gewoon voor je ogen gebeuren. In geen enkele andere periode in mijn leven heb ik meer voor mijn geloof kunnen en moeten uitkomen als toen. Ik leerde hoe waardevol het christelijk geloof is. En hoe belangrijk het is om kinderen groot te brengen en te leren wat recht, gerechtigheid en betrouwbaarheid is.”
U bent betrokken bij het jeugdwerk in uw gemeente in Woerden. Wat heeft u met jongeren?
„Zondag gaf ik nog leiding aan de jeugdkerk in onze gemeente. Daar komen zo’n twintig jongeren tussen de twaalf en vijftien jaar. Ik vind al een paar decennia dat ik eigenlijk te oud ben om dat te doen. Je wilt niet een soort opa worden. Maar jongeren blijven zeggen dat ze het erg leuk vinden om met mij over geloofszaken te praten. Daarom hou ik het nog altijd vol. Ik heb een diepe drijfveer: je kunt in het leven geen groter geschenk meekrijgen dan een christelijke opvoeding. Zodat jongeren leren dat ze niet zonder Christus kunnen, dat ze Hem willen navolgen in het dagelijks leven.”
Veel jongeren verlaten de kerk. Dat doet pijn?
„Zeker. Als je de jaarcijfers onder ogen krijgt, is dat telkens weer een pijnlijk moment. Maar ik kijk ook altijd even of er aanknopingspunten zijn, of het dal misschien is bereikt. Een van die lichtpuntjes is dat de jongere generatie bewuster met het geloof omgaat. De tijd dat je gewoon met iedereen meeliep, is voorbij. Vroeger deed je belijdenis als je achttien werd, maar dat automatisme zijn we in het midden van de kerk helemaal kwijt.”
U was directeur van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG). Een van uw belangrijkste projecten was de Nieuwe Bijbelvertaling, die in 2004 verscheen. Wat betekent Gods Woord voor u persoonlijk?
„Bijbel en geloof zijn de twee woorden die voor mij de basis vormen. De kracht van het Woord van God raakt me steeds opnieuw.
Tijdens mijn werk voor de kerk en het NBG is mijn waardering voor de orthodoxie toegenomen. Ik vind het mooi om te zien hoe dicht het Bijbelwoord in verbinding staat met het persoonlijk leven. Ik leerde ook dat het leuk en waardevol is om de details uit de Bijbel te kennen. In de tienerkerk ging het vroeger vaak om maatschappelijke issues, maar nu geef ik iedereen een eigen Bijbel, waaruit we om de beurt hardop voorlezen. Wat betekent deze tekst voor jouw leven, voor je positie in de samenleving, voor de keuzes die je maakt?”
De Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk telde bij uw aantreden nog 420 volledige banen (fte’s). Nu zijn dat er 220. Hoe moeilijk is het om te moeten snijden in een organisatie?
„Dat is heel moeilijk. Ik was nog geen zes maanden in dienst toen ik het personeel bij elkaar riep. We maakten verlies en dat zou in 2005 weer gebeuren. Het roer moest om. De mensen zaten in de zaal, keurig verdeeld in een linker en een rechter vak. Ik zei: „Ga er maar van uit dat de komende tien tot vijftien jaar de helft van alle banen zal verdwijnen.” De ironie van het menselijk leven is dat de ene helft denkt dat de andere helft zal vertrekken. En omgekeerd. Beide zijn niet waar, maar per saldo klopt het wel.
Het is ontzettend vervelend om tegen gelovige, positieve, hardwerkende mensen te moeten zeggen dat ze hun baan kwijtraken. Maar het moest, omdat ik ervan overtuigd ben dat het voor de continuïteit van de kerk van fundamenteel belang is dat we op tijd keuzes maken. Het is mijn taak om daar niet voor weg te lopen.”
De Protestantse Kerk verkocht onlangs congrescentrum De Werelt in Lunteren. U heeft nooit uitgesloten dat het gebouw van het Dienstencentrum in Utrecht ook wordt verkocht.
„Ik vind het een prachtig gebouw, maar ik hecht niet aan stenen – laat staan kantoorstenen. Het is niet urgent om het gebouw te verkopen. Het zit vol: we krijgen jaarlijks 1,2 miljoen euro aan huurinkomsten binnen. Tegelijkertijd is het een reële vraag: moeten we het gebouw niet van de hand doen en iets kleiners zoeken omdat we niet meer dan 50 procent zelf gebruiken?
Er lopen nu gesprekken met de HGJB, de IZB en de GZB –en mogelijk zijn er nog andere partijen– om te kijken of we niet samen huisvesting kunnen vinden. Dat zou het gebouw van het Dienstencentrum kunnen zijn, maar ook Nieuw Hydepark of ergens anders, bijvoorbeeld in Amersfoort. De plek maakt ons eigenlijk niet zo veel uit, als een gebouw maar aan de eisen van de verschillende organisaties voldoet. Het zou mooi zijn als daar volgend jaar een besluit over genomen zou kunnen worden.”
U was verantwoordelijk voor de mislukking van het ledenregistratieproject Numeri. Dat kostte de kerk 3,8 miljoen euro.
„Natuurlijk kan ik zeggen dat het project niet onder mij is begonnen. Maar zeker, ik was er verantwoordelijk voor. Het was een moeilijke, maar goede beslissing om het project uiteindelijk stoppen te zetten. Doorgaan was niet langer verantwoord.
Toen er een extra synodezitting werd gehouden om over Numeri te praten, was ik bereid zo nodig op te stappen. Ik zei: „Als u denkt dat ik niet meer de juiste man op de juiste plek ben, dan respecteer ik dat van harte.” Ik schaamde me ervoor dat kerkgeld, dat met kwartjes en dubbeltjes bij elkaar is gespaard, niet goed was besteed. Toch was stoppen de beste optie.
Ik vergeet nooit dat er op de synode een vrouw met rollator naar voren kwam en zei: „Ik heb het hier allemaal een beetje aangehoord, maar ik kan eigenlijk maar één ding zeggen: „Broeder Feenstra, gaat heen en zondig niet nog een keer. Maar los het wel op.” Dat laatste voelde ik als mijn plicht. Ik heb vervolgens de leiding genomen in de ontwikkeling van een nieuw ledenregistratiesysteem. Ik ben blij dat dit het nu geweldig doet.”
Een paar jaar geleden was er een relletje over uw salaris van 120.000 euro. Hoe heeft u dat ervaren?
„Op internet circuleerde een lijstje waarop een salaris van 179.000 euro stond. Dat wilden we als kerk rechtzetten. Mijn salaris staat al twaalf jaar in alle jaarverslagen. En ja, 120.000 euro ís ook heel veel geld.
Aan de andere kant trek ik me dit niet persoonlijk aan. De functie met het bijbehorende salaris is keurig gewogen en getoetst met drie verschillende systemen, onder meer met dat voor goede doelenorganisaties. En dan hebben we ook nog een matiging aangebracht, omdat de kerk geen gewoon goed doel is, zoals de Hartstichting.”
Hoe ziet u de toekomst van de Protestantse Kerk?
„De kerk is de plaats waar gelovigen bijeenkomen en met elkaar brood en wijn delen. We hebben dat prachtig vormgegeven in grote kerkgebouwen. Maar je kunt ook samenkomen met tien mensen, die samen de Schriften openen en bestuderen en elkaar en anderen helpen. Dan missen we misschien de predikant en de verkondiging, maar het werk van Christus en de Heilige Geest gaat door. Daar ben ik voor meer dan 100 procent van overtuigd. En de geschiedenis laat zien dat er best nog weleens een opwekking kan plaatsvinden.
Ik verlaat de Dienstenorganisatie. Ik hoop dat mensen niet alleen mijn zakelijke kant zullen herinneren, maar ook de gelovige. Zo ben ik erg blij met de bouw van Nieuw Hydepark in Doorn. Over dertig jaar, als ik er misschien niet meer ben, staat dat gebouw er waarschijnlijk nog. Als een icoon van de Protestantse Kerk, waar diaconaal werk en de toerusting van predikanten en kerkelijk werkers samengaan.”
U gaat aan de slag bij Prisma, een koepel van een twintigtal christelijke organisaties die wereldwijd actief zijn in zending, ontwikkelingssamenwerking en diaconaat. Waarom maakt u een overstap?
„Ik heb daar nooit aan gedacht. Toen ze me vroegen directeur te worden, was ik buitengewoon verrast. Nu heb ik een keuze gemaakt. Ik ga optrekken met een aantal organisaties waarvoor barmhartigheid en gerechtigheid de diepste drijfveren zijn. Ik zie dat als een geschenk.”
Haaije Feenstra
Haaije Feenstra, geboren op 30 september 1961 in Sneek, groeide op in een Fries gezin met twaalf kinderen. Hij volgde onder meer de Christelijke Sociale Academie ”De IJsselpoort” in Kampen (1980-1984) en werkte als manager in de internationale christelijke nederzetting Nes Ammin in Israël (1984-1988). Vervolgens was Feenstra verpleeghuismanager in Haarlem en parttime docent personeelsbeleid aan de Hogeschool Haarlem. Na een managementfunctie bij Holland Casino (1995-1999) was hij directeur van het Nederlands Bijbelgenootschap (1999-2005). Daarna werd Feenstra algemeen directeur van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland, waarvan hij woensdag afscheid nam. Hij wordt in januari in deeltijd directeur van Prisma, een koepel van een twintigtal christelijke organisaties die wereldwijd actief zijn in zending, ontwikkelingssamenwerking en diaconaat. Daarnaast start hij een eigen coachingspraktijk: FPC. Oorspronkelijk was Feenstra hervormd, later gereformeerd. Hij diende meerdere malen als ambtsdrager. Ook was hij bestuurslid van de Nederlandse Zondagsschool Vereniging. Feenstra is getrouwd met Marianne Paas, predikant van de Opstandingskerk in Woerden. Ze hebben zes kinderen.
Zie ook:
Haaije Feenstra nieuwe directeur Prisma (RD.nl, 04-10-2017)
„De mens heeft een geloofsantenne” – interview met Haaije Feenstra (Kerkinformatie, 01-03-2013)
„PKN is Numeri te boven gekomen” (Reformatorisch Dagblad, 24-03-2011)
Directeur Feenstra blikt vooruit: meer accent op de jeugd (Kerkinformatie, 01-12-2005)
PKN benoemt Feenstra tot directeur LDC (Reformatorisch Dagblad, 12-02-2005)
Bijbel moet terug op agenda (Reformatorisch Dagblad, 27-09-1999)