Kerk & religie

Adellijke predikant koestert geest van het Reveil

Als predikant diende jonkheer ds. Cees van Eysinga drie Friese dorpsgemeenten. Daarnaast vervulde hij diverse maatschappelijke functies en was hij kamerheer van de vorstinnen Juliana en Beatrix. Zaterdag stond hij zestig jaar in het ambt van predikant.

11 February 2012 01:11Gewijzigd op 14 November 2020 19:19
Jonkheer ds. C. J. van Eysinga herdacht op 4 februari zijn 60-jarig jubileum als predikant van de Protestantse Kerk in Nederland. In 2008 preekte hij voor het laatst. Foto Sjaak Verboom
Jonkheer ds. C. J. van Eysinga herdacht op 4 februari zijn 60-jarig jubileum als predikant van de Protestantse Kerk in Nederland. In 2008 preekte hij voor het laatst. Foto Sjaak Verboom

Zeven eeuwen geschiedenis van de Friese adel tekenen zijn persoon. Maar de invloed van de 19e-eeuwse Reveilbeweging gaf zijn leven een beslissende wending. „Je titulatuur zegt iets over de buitenkant, maar beslissend is de binnenkant. Wij allen moeten het eigendom zijn van Christus.”

Jhr. ds. C. van Eysinga kijkt vanuit het buitenhuis Boschoord uit over de besneeuwde Friese weilanden. Buiten is het -15 graden. Ondanks dat de kachel voortdurend aanslaat, wordt het binnen niet veel warmer dan 15 graden.

Het weerhoudt de 88-jarige edelman er niet van om, gezeten in een comfortabele stoel en voorzien van wollen polsmoffen, uitvoerig de familiegeschiedenis te belichten. Die concentreert zich de laatste eeuwen rond het dorpje Langweer. Tussen die plaats en Sint Nicolaasga ligt het landgoed van de familie.

Nog iedere zondag bezetten de predikant en zijn vrouw, M. C. E. W. van Eysinga-barones van Harinxma thoe Slooten, de herenbank in de plaatselijke hervormde kerk. In 2008 preekte ds. Van Eysinga er voor het laatst. „In 1972 nam ik afscheid als gemeente­predikant. Nadien preekte ik echter nog zo veel mogelijk iedere zondag.”

Protestanten

De traceerbare familiegeschiedenis van de Van Eysinga’s gaat terug tot 13e eeuw, vertelt de jonkheer-predikant. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog waren de Van Eysinga’s „vurige protestanten”, aldus ds. Van Eysinga. „Destijds was er ook een Tjalling Eysinga, die onder meer een stadsstins bezat in Leeuwarden. Alva was erop gebrand om hem te pakken te krijgen, maar hij vluchtte naar Emden.”

Uit de daaropvolgende periode dateren de contacten tussen de Van Eysinga’s en de Friese Oranjes. De jonkheer wijst naar een schilderij boven de marmeren schouw. „Johan Willem Friso, stadhouder van Friesland. Hem houden we nog altijd in ere.”

De predikant, die geruime tijd als kamerheer de vorstinnen Juliana en Beatrix bijstond tijdens hun activiteiten in Friesland, is een hartstochtelijk supporter van het koningshuis. „Ik denk dat ik nog een van de weinigen ben die kan zeggen zowel koningin-moeder Emma als de jongste generatie van de Oranjes van nabij te hebben meegemaakt.”

De predikant en zijn vrouw wonen in een 19e-eeuwse burgemeesterswoning op hun landgoed bij Langweer. Een deel van het terrein werd in de achterliggende decennia door de jonkheer omgevormd voor recreatief gebruik. Zo kwamen er onder meer een bungalowpark, een camping en een golfbaan.

De verplichtingen jegens het familiebezit vormden een van de redenen voor de jonkheer om in 1972 afscheid te nemen als gemeentepredikant. Ds. Van Eysinga, die in 1951 werd bevestigd, diende zes jaar de gemeente van Aalsum-Wetsens, ten noorden van Dokkum, elf jaar in Oppenhuizen-Uitwellingerga en vier jaar in Wolsum-Westhem. „Op een zeker moment kwam het werk in de gemeente te veel onder druk te staan. Toen heb ik afscheid genomen.”

Predikant

Dat Cees van Eysinga predikant zou worden, was tijdens zijn jeugd allerminst vanzelfsprekend. „Conform de familietraditie lag een rechtenstudie voor de hand”, peinst de jonkheer. „Ik vind het een wat griezelige term, maar zeg het toch: roepingsbesef verhinderde dat.”

Zijn moeder, afkomstig uit het in de 19e eeuw invloedrijke geslacht Van Hogendorp, zette de jonkheer op het spoor van het predikantschap. „Haar voorvaderen, onder anderen Willem en Dirk van Hogendorp, hadden veel contact met Reveilvoorman Bilderdijk. In haar leven uitte zich dat door een praktisch christendom. Dat sloot aan bij het motto van mijn vader: doen wat je hand vindt om te doen.”

De latere predikant vertelt bewogen over het geloofsvertrouwen dat zijn moeder toonde tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Twee van mijn broers, onder­duikers, waren opgepakt. Er waren ontreddering en angst: ook in ons huis zaten onderduikers, we liepen gevaar. Ik had weliswaar belijdenis gedaan, maar miste wat wel genoemd wordt ”de diepere gronden des geloofs”. Op dat moment was moeder echter volkomen rustig, ze kon alles in het gebed overgeven aan God.”

Het was dezelfde moeder die ernaar verlangde dat een van haar kinderen predikant werd. „Toen ik die roeping volgde, heeft ook vader, hoogleraar volkenrecht in Leiden en in tegenstelling tot mijn moeder agnostisch, me voor 100 procent gesteund.”

Richtingen

Tijdens zijn studie maakten denkbeelden van moderne theologen opgang aan de faculteit theologie van de Leidse universiteit. Ds. Van Eysinga „leerde er veel van”, stelt hij. „Waar bij anderen soms twijfel toesloeg, beschadigden ze mijn godsvertrouwen niet.” Tegen jongerejaars zei hij vaak dat de theologieopleiding er niet is om mensen te sterken in het geloof. „Daarvoor moet je een persoonlijke relatie met God Zelf hebben.”

Kiezen voor een bepaalde richting in de kerk deed hij nooit. „Dat is in lijn met het gedachtegoed van het Reveil, al voel ik sympathie voor de Confessionele Vereniging. Bij alle verschil van inzicht binnen de kerk is het echter het geloof in Jezus Christus als Zaligmaker van zondaren dat bindt. Dat overstijgt menselijke verschillen.”

In Oppenhuizen, zijn tweede gemeente, probeerde ds. Van Eysinga dat uitgangspunt gestalte te geven door jaarlijks alle gezinnen in het dorp te bezoeken. „Dan kwam ik bij trouwe kerkleden, maar ook bij mensen die ik zondags amper zag. Ik heb er veel geleerd van het geestelijk leven wat ik tegenkwam, vaak nog het meest bij eenvoudige mensen. Eens moest ik een familie meedelen dat hun zoon van 
18 jaar oud was verongelukt. Dan heb je niet zo veel woorden. Maar die mensen vertelden later hoe ze troost van God ontvangen hadden. Dat vergeet ik nooit.”

Gezien zijn hoge leeftijd beseft de predikant dat zijn aardse leven ten einde loopt. „Ik heb hier nog een taak: zorgen voor mijn vrouw, die kampt met lichamelijke ongemakken. Terugkijkend kan ik zeggen dat ik een bijzonder leven heb gehad. We zijn bevoorrechte mensen, vorig jaar waren we zestig jaar getrouwd. Het is Gods trouw die ons bewaard heeft.”


Predikanten met adellijke titel

De Protestantse Kerk in Nederland kent heden ten dage nog enkele predikanten met een adellijk predicaat.

Zo is er de emeritus predikant jhr. ds. P. J. Eekhout, laatstelijk voorganger van de in 2003 opgeheven streekgemeente De Gouwe op het Zeeuwse Schouwen-Duiveland.

Het jaarboek van de kerk maakt verder nog melding van jhr. ds. J. Roël, emeritus met als laatste standplaats het Limburgse Grevenbicht, ds. B. F. baron van Verschuer te Maasland en jonkvrouwe ds. W. M. van Lynden, emeritus predikant met als laatste werkplek de psychiatrische inrichting Dennenoord in Zuidlaren. Ten slotte is er jhr. ds. C. J. Schorer, emeritus predikant, voorheen verbonden aan de hervormde gemeente van Oud-Avereest-Balkbrug.

Naast deze voorgangers is er nog een predikant die door haar huwelijk met een jonkheer een adellijke naam draagt. Ds. J. C. M. Teding van Berkhout-Fabius uit Hilversum moet het echter zonder het predicaat jonkvrouw doen. In de geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk waren er ook diverse mannelijke predikanten met deze naam.

Dat geldt ook de familie De Beaufort, waarvan verschillende leden dienaar des Woords waren. De laatste was jhr. mr. A. M. A. de Beaufort (1927-1999).

Bekend in de gereformeerde gezindte is jhr. ds. E. du Marchie van Voorthuysen (1901-1986). Deze adellijke predikant diende aanvankelijk de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar ging in 1952 over naar de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

In de Nederlandse kerkgeschiedenis speelden diverse edelmannen vaak een voorname rol. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog bepaalde de keuze van kasteel­heren vaak of een gebied protestants of rooms-katholiek was.

Jhr. Willem van Zuylen van Nijevelt onderstreepte zijn keuze door in 1540 te zorgen voor de uitgave van de Souterliedekens, een psalmberijming op volks­melodieën. Diverse van zijn nazaten namen het eeuwen later op voor de Afscheiding van 1834, zoals C. baron van Zuylen van Nijevelt, die de geestelijke vader van ds. Hendrik de Cock wordt genoemd. In hetzelfde spoor ging ook zijn broer P. J. baron van Zuylen van Nijevelt, die enkele brochures schreef waarin hij pal stond voor de ‘oude waarheid’.

Bekendheid genoot ook freule F. A. C. van Stralen, die in de 19e eeuw diverse brochures schreef. Ze publiceerde onder meer ”O land, land, land, hoort des Heeren Woord. Een alarmkreet tot Nederland” en een overdenking naar aanleiding van zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus, met de lange naam ”De onnaspeurlijke volheid en rijkdom van Jehova’s vrijmachtige genade en barmhartigheid in de verborgen­heden der verlossing tegenover de diepte van den zondeval in Adam”.

Ook waren er twee predikanten met de naam 
Van Eysinga: Sytze Roorda van Eysinga (1772-1829) en de vrijzinnige Gustaaf Adolf Bergh van Eysinga (1874-1957). Beiden zijn echter geen familie van jhr. ds. C. J. van Eysinga (zie artikel hieronder).


Jhr. ds. C. J. van Eysinga

Jhr. ds. C. J. van Eysinga, emeritus predikant in de Protestantse Kerk, herdacht op 4 februari zijn 60-jarig ambtsjubileum.

Cees van Eysinga werd geboren op 14 november 1923 te Leiden. Daar was zijn vader, jhr. mr. dr. Willem Jan Mari van Eysinga, hoogleraar volkenrecht. Zijn moeder, Coralie Leopoldine barones Van Hogendorp, is afstammelinge van onder anderen Gijsbert Karel van Hogendorp, in 1813 lid van het driemanschap dat de basis legde voor de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden.

Van Eysinga studeerde van 1945 tot 1951 theologie in Leiden. In dat laatste jaar werd hij bevestigd tot predikant in het Friese Aalsum en trouwde hij met Maria C. E. W. barones Van Harinxma thoe Slooten.

De predikant was van 1970 tot 1993 kamerheer van de vorstinnen Juliana en Beatrix. Daarnaast was hij onder meer voorzitter van het Christelijk Jongeren Verbond–YMCA Nederland, van het Friesch Paarden-Stamboek en van de Nederlandse Kastelenstichting.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer