Je vader is ernstig ziek en heeft niet lang meer te leven. Hoewel je al tijden geen contact meer hebt gehad, bel je toch op. Hij geeft toestemming om langs te komen. Op zijn sterfbed vertelt hij je zijn laatste wil: als je je geloof afzweert, kun je jouw deel van de aanzienlijke erfenis krijgen. Zo niet, dan ben je zelfs niet welkom op de begrafenis. Wat doe je?

Met pijn in het hart accepteer je wat hij zegt. Je blijft natuurlijk wel geloven, maar gewoon in je hart. Je kunt je stervende vader toch niet voor het hoofd stoten? Je vertelt dat niemand dit van je mag vragen – zelfs je stervende vader niet. Je weigert.