„Kabinet wil recht van eerste koop op stikstofruimte”
Het kabinet wil het recht van eerste koop als het gaat om stikstofruimte, melden bronnen in Den Haag vrijdag aan de NOS.
Als een boer of een andere stikstofuitstoter stopt en zijn vergunning te koop aanbiedt, dan moet de overheid als eerste de kans krijgen die stikstofruimte te kopen. Ook bijvoorbeeld Rijkswaterstaat, dat onder de overheid valt, is een van de partijen die dan als eerste zo’n bedrijf kunnen opkopen. Pas als de overheid dat niet wil, mogen andere commerciële partijen een bod doen. Dat is een streep door de rekening van bijvoorbeeld Schiphol of grote projectontwikkelaars. Die zijn druk bezig boerderijen op te kopen om hun plannen te kunnen verwezenlijken. Dat leidt volgens het kabinet tot wildwesttoestanden.
Het kabinet presenteert vrijdagmiddag op een persconferentie een reeks ingrepen om de problemen rond de stikstofuitstoot aan te pakken. Daarmee moeten bedrijven die buiten hun schuld zonder een vergunning zitten, worden geholpen. Maar er moet ook ruimte komen om vergunningen af te geven voor bouw-, infra- en energieprojecten.
Een maatregel die al uitlekte, is dat het kabinet enkele duizenden ‘piekbelasters’ gaat benaderen met een ruimhartig bod: zo’n 120 procent van de waarde van hun bedrijf om te stoppen of flink te verduurzamen. Het gaat hier om veehouderijen en andere bedrijven die veel stikstof uitstoten in de buurt van gevoelige natuurgebieden. De maatregel ruimte opleveren om de zogenoemde PAS-melders snel een geldige vergunning te geven.
Staande
Verder houden veel agrarische sectoren zich ondanks de enorme kostenstijgingen voor energie, veevoer en kunstmest dit jaar nog staande, concludeerde ABN AMRO vrijdag in een nieuw rapport. Volgend jaar krijgen veel boeren het waarschijnlijk zwaarder, mede door de dalende koopkracht. De verkoopprijzen van agrarische producten zijn dit jaar voldoende gestegen om de hogere kosten te compenseren.
Maar doordat mensen minder te besteden hebben, zien de economen dat veel bedrijven nu tegen de grens aanzitten van wat consumenten bereid zijn te betalen. „Voor veel bedrijven is het de vraag of zij de kosten kunnen blijven doorberekenen”.