Gure sociaal-economische wind waait over Latijns-Amerika
Boze burgers, spandoeken en vlaggen aan de ene kant. Oproerpolitie, traangas en arrestaties aan de andere. De beelden vanuit de Peruaanse hoofdstad Lima zijn illustratief voor de situatie in een groot deel van Latijns-Amerika.
De belangrijkste eis van de betogers in Peru is dat president Pedro Castillo per direct zijn biezen pakt. Het linkse staatshoofd, dat vorig jaar tegen de verwachtingen in de verkiezingen won, wordt verdacht van corruptie en heeft maar liefst zes strafrechtelijke onderzoeken aan zijn broek. Ook heeft hij in zijn korte ambtsperiode al twee pogingen tot afzetting achter de rug. Zijn familie ligt eveneens onder vuur wegens beschuldigingen van deelname aan een criminele organisatie.
Castillo ontkent alle aantijgingen met kracht. De voormalige onderwijzer en stakingsleider beschuldigt op zijn beurt het door de rechtse oppositie gedomineerde parlement ervan zijn plannen om de kloof tussen arm en rijk te dichten te dwarsbomen. Met die verkiezingsbelofte nam hij zijn intrek in het presidentieel paleis, maar van uitvoering is nog bitter weinig terechtgekomen.
Dat is zeker niet alleen de schuld van Castillo. Het staatshoofd erfde een land dat bovengemiddeld zwaar door Covid-19 is getroffen. Deskundigen van de Wereldbank schatten onlangs dat Peru nog zeker twee jaar onder de economische gevolgen van de coronapandemie zal lijden. Met alle gevolgen voor het armere deel van de bevolking van dien.
De huidige problemen worden nog verergerd door de oorlog in Oekraïne, waardoor de prijzen van voedsel en energie het afgelopen jaar tot recordhoogte stegen. Dat is weliswaar een wereldwijd probleem, maar in een kwetsbaar land als Peru is die nood extra nijpend. „We staan op de rand van de afgrond; economisch is alles stilgevallen”, verklaarde een betoger vorige week tegen het Franse persbureau AFP.
Peru is niet het enige land in Latijns-Amerika dat met deze problemen kampt. Van Argentinië tot Costa Rica waait een gure economische wind over een continent dat van oudsher toch al vatbaar is voor sociale en politieke onrust. Statistieken van het Internationaal Monetair Fonds laten een ronduit grimmig beeld zien: het inkomen per hoofd van de bevolking is in bijna alle Latijns-Amerikaanse landen ver onder het niveau van voor de coronapandemie gedaald – en de trend is nog steeds neerwaarts.
Die problemen hebben zich de afgelopen tijd niet alleen in massale demonstraties vertaald, maar ook in diverse politieke verschuivingen. In Brazilië, Colombia en Chili traden linkse presidenten aan, terwijl hun rechtse rivalen het veld moesten ruimen. Het is echter maar de vraag of zij in staat zijn het tij te keren.
„Latijns-Amerika is een regio waar economie en politiek van oudsher zeer intens op elkaar inwerken”, was deze maand de analyse van de Amerikaanse bank Morgan Stanley. Juist die intensiteit zorgt er echter vaak voor dat leiders in deze landen onvoldoende tijd krijgen hun plannen voor de langere termijn te verwezenlijken. Kijk maar naar de beelden van de straten in Peru.