Op Goese school gaan sport en spelling samen
Drie, twee, één, start! Twee meiden rennen zo hard ze kunnen richting meester Kees, die de tijd bijhoudt met zijn stopwatch. Op basisschool De Wingerd in Goes is sporten dagelijkse kost. „Kinderen kunnen niet de hele dag stilzitten.”
„Hoe snel waren we, meester”, vragen Joyce en Mirjam. De Goese leerkracht kijkt op zijn stopwatch: 24 seconden. Dat moet sneller, vinden de meiden. Ze wagen een nieuwe poging. „Yes, een seconde sneller!” Het lijkt een gymles. Maar niets is minder waar: de kinderen zijn druk bezig met rekenen. Vandaag doen ze dat buiten. „We zijn bezig met snelheid”, legt meester Kees de Visser (26) uit. „De leerlingen rekenen uit hoeveel kilometer per uur ze sprinten.”
Na de pauze druppelen de leerlingen van groep acht weer het lokaal binnen. Een les spelling staat op het programma. De volgende dag wacht de leerlingen een dictee. Ze mogen deze les naar de gang om al bewegend de puntjes op de i te zetten voor de toets. Op de gang zijn negentien woorden verstopt, legt de meester uit. „Zoek de woorden op, schrijf ze in je schrift en kruis ze aan op de woordzoeker.”
De jongens en meiden grabbelen hun spullen bij elkaar en speuren al snel naar verstopte woorden. Merijn is snel en heeft in een mum van tijd ”kapseizen” en ”puberteit” afgevinkt. Meester Jesse, die samen met meester Kees de groep onder zijn hoede heeft, moedigt de leerlingen aan: „Hier zit een gemene, die is goed verstopt. Heb je hem al gevonden, Jasmijn?”
Kjeld, die de woorden in zijn schrift pent, houdt van bewegend leren. „Ik kan mijn energie kwijt en hoef niet op mijn stoel te zitten. Ik vind het leuk om de negentien woorden snel te vinden.” Nimra is het roerend met hem eens: „Bewegen en leren tegelijk, dat is niet saai.”
De christelijke basisschool in Goes, met ruim 200 leerlingen, steekt veel tijd in bewegend leren. „Dat is een combinatie van bewegen en leren, legt De Visser uit. „We gaan naar buiten of naar de gymzaal voor rekenen, taal, spelling of een ander vak. Maar we bewegen soms ook wat korter, in het lokaal of op de gang. Soms begin of eindig ik de les met wat beweging of we doen een sportief tussendoortje. Door te bewegen maken de leerlingen hun hoofd leeg, zodat ze fris verder kunnen met de lesdag.”
Kinderen kunnen niet heel de dag stilzitten, stelt de meester. „Ik heb dat vroeger wel iedere dag moeten doen, daar werd ik ongelukkig van.” Hij heeft leerlingen die vastliepen op een andere basisschool, zien opbloeien op De Wingerd dankzij het beweegonderwijs. „Ze volgen met meer plezier de les en hebben niet eens door dat ze ingewikkelde dingen als zinsontleding en werkwoordspelling leren.”
Iedere klas doet dagelijks iets met bewegend leren. Het zit soms in de kleine dingen, vertelt De Visser. „Als ik een vraag stel aan de klas, zeg ik weleens: Laat het antwoord maar zien door het uit te beelden. Je kunt de leerlingen ook ergens naar laten wijzen. Dan heb je al een klein stukje bewegend leren te pakken.”
Zweten
De spellingsles op de gang kostte nog geen zweetdruppels. Dat kan ook anders. „Vorige week deden we een estafette in de gymzaal. De leerlingen renden een parcours om een stukje van een zin op te halen. Daarna moesten ze in groepjes de zin samenstellen en de zinsdelen benoemen. Dat was zweten”, grijnst De Visser.
Bewegend leren kost wat meer tijd dan een reguliere les, merkt De Visser. Dat vindt de leerkracht niet erg. „Als ik zie wat het oplevert, dan vind ik het de moeite waard om een methodeles te vervangen door een beweegles.”
Hij ziet tal van positieve effecten van deze manier van onderwijs. „Kinderen maken hun hoofd leeg en kunnen zich beter concentreren. Na een sportief moment mag ik van de leerlingen verwachten dat ze weer een poos stilzitten.”
Het bewegen is volgens hem ook waardevol voor kinderen die vastlopen of niet zo makkelijk leren. „Zeker degenen die graag actief bezig zijn, heb je echt te pakken met bewegend leren. Ik heb nu ook een aantal meiden in de klas die helemaal niet zo van sport houden, maar zich wel enorm inzetten met beweegonderwijs. Omdat ze gemotiveerd zijn om te leren, vergeten ze nogal eens dat ze aan het sporten zijn.”
Niet iedereen kan ongeremd meedoen aan sportief leren. „Daarmee houd ik rekening”, zegt De Visser. „We hebben kinderen die moeite hebben met bewegen door hun motoriek of door overgewicht. Net zoals er niveauverschillen zijn bij rekenen of lezen.” De leerlingen die sporten lastig vinden, krijgen een andere uitdaging of opdracht. „Ze rennen bijvoorbeeld minder rondjes en maken soms juist extra veel sommen.”Volgens De Visser is er nog weinig onderzoek gedaan naar het nut van bewegend leren op de schoolresultaten van kinderen. Maar het kan volgens hem niet anders of de betere concentratie en motivatie pakken goed uit voor de leerling. „Ik zie bij veel jongens en meiden meer ruimte om nieuwe dingen te leren en ze krijgen ook een positiever zelfbeeld.”
Spreekwoord
Een nieuwe les staat op het punt van beginnen. Deze les wordt gegeven door de andere meester van groep acht, Jesse Niewenhuijse (22). Hij gooit een bal naar leerlingen die netjes klaarzitten voor de les. Niemand wil achterblijven; de jongens en meiden zitten dan ook snel klaar. „Zoek een plek achter je stoel waar je voldoende ruimte hebt”, instrueert hij. De leerlingen mogen achter hun stoel een rennende beweging maken.
Tijdens het joggen komt er een meerkeuzevraag op het bord, waarbij ieder antwoord verbeeld wordt door een andere beweging. Op het bord verschijnt een spreekwoord: ”Hoge bomen vangen veel wind”. Meester Jesse: „Wat betekent dat? Als je het antwoord weet, maak je de beweging die daarbij hoort: springen, bukken of je vingers naar je tenen.”
Kees de Visser is de drijvende kracht achter bewegend leren op De Wingerd. Hij begon vijf jaar geleden op de school in Goes en nam zijn passie voor sport mee. „Tijdens mijn opleiding begon ik te experimenteren met bewegend leren. Voor mij is dit de goede manier van lesgeven. Dit werkt. Ik begon met bewegen in mijn eigen lessen en al snel werden andere collega’s enthousiast. Daarna is de hele school stap voor stap door ons meegenomen.”
„Ik heb op veel scholen gewerkt, maar ik heb dit enthousiasme voor een onderwijsvorm nog nooit meegemaakt”, zegt Lizo Koppejan, directeur van De Wingerd. „Het hele team staat achter het bewegend leren.” „De sneeuwbal rolt nog steeds”, glundert De Visser. „Andere basisscholen komen naar ons toe met de vraag of wij ze op weg kunnen helpen. En vandaag is er een aantal Belgische studenten dat met ons meekijkt. Het is bizar wat bewegend leren ons al heeft gebracht.”
Sinds twee jaar is De Wingerd officieel een beweegschool. Los van bewegend leren organiseert de school daarom sportdagen, toernooien en clinics. Bij een clinic komt een sporter op school vertellen over bijvoorbeeld judo of boksen, maar ook over sportiviteit, samenwerken en discipline. De Visser: „Daar kunnen we in onze lessen weer op inhaken. We merken dat bewegen ook heel goed past bij de christelijke identiteit van onze school. Bij sport komen best veel emoties kijken: hoe ga je bijvoorbeeld op een goede, christelijke manier om met winst en verlies?”
Stijn Schenau, vakdocent gym op De Wingerd, ziet alleen maar voordelen van het bewegend leren. „De hele school is positief bezig met beweging. Ik zie in de gymlessen dan ook grote vooruitgang bij de leerlingen. Leerkrachten prikkelen jongens en meiden tijdens een lesdag continu om praktisch bezig te zijn. Hier is niets te gek op sportgebied.”