Voedselcrisis dwingt tot ander landbouwsysteem
Het landbouwsysteem moet op de schop. De pandemie maakte dat al duidelijk. De noodzaak hiertoe wordt nog versterkt door de oorlog in Oekraïne.
Alleen al door de pandemie stegen de voedselprijzen in september vorig jaar met een derde, vergeleken met het jaar daarvoor, aldus de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO). De voedselketen was danig verstoord door lockdowns en gesloten grenzen. Kwetsbare mensen leden honger in landen die voedsel importeren, met name in Afrika. De wake-upcall klinkt nog luider sinds Rusland oorlog voert met Oekraïne. De voedselprijzen zijn met nog eens een kwart gestegen sinds de Russische inval. We merken het allemaal als we ons winkelmandje vullen. Hoofdoorzaak is de afhankelijkheid van granen uit Rusland en Oekraïne. De export hiervan ligt stil.
Het Westen is te afhankelijk van deze geïmporteerde grondstoffen. Daarom zouden die dichter bij huis verbouwd moeten worden. Lokaal en regionaal geproduceerd voedsel leidt tot een veerkrachtiger voedselsysteem met een gevarieerder aanbod. Landbouwproductie met kortere ketens is flexibeler en kan sneller reageren op veranderingen, zoals een gebrekkige aanvoer.
Dat gaat vooral op voor granen. Maar die moeten dan wel anders worden gebruikt. Nu verdwijnt het gros van de Europese granen in de magen van varkens, kippen en koeien. Door tarwe, gerst en mais niet aan de dieren te voeren maar zelf te eten, bijvoorbeeld in de vorm van vleesvervangers, wordt kostbaar voedselverlies voorkomen. Bovendien wordt de eiwitproductie daardoor een stuk efficiënter en het voorkomt de uitstoot van broeikasgassen. De veehouderij draagt namelijk voor bijna 20 procent bij aan de uitstoot van methaan en CO2. Overstappen naar plantaardige producten is dus een wapen tegen klimaatverandering en maakt ons minder afhankelijk van lang niet altijd te vertrouwen leveranciers. Oekraïne en Rusland zijn mondiaal de voornaamste aanbieders van granen.
Duurzame producten
Om minder afhankelijk te worden van buitenlandse leveranciers en de overstap naar meer plantaardig voedsel mogelijk te maken, is een andere besteding van de landbouwsubsidies nodig. Nu gaan die vooral naar de vlees- en zuivelsector. Uit een recente analyse van de Universiteit van Oxford in het wetenschappelijke tijdschrift Nature blijkt dat twee derde van alle landbouwsteun (wereldwijd jaarlijks 200 miljard dollar) vrijelijk door de boeren mag worden besteed. Dat komt er in de praktijk op neer dat een vijfde naar de vleesproducenten gaat en een tiende naar de zuivelboeren. Dat zijn de sectoren die buitenproportioneel bijdragen aan klimaatverandering, via de uitstoot van broeikasgassen, en die voedingsmiddelen produceren die gelinkt zijn aan onder meer hart- en vaatziekten. Een derde van de compensaties gaat naar granen en gewassen voor de productie van suiker en olie. Minder dan een kwart gaat naar fruit, groenten en noten, die gezond zijn voor mens en natuur.
Als boeren de plicht krijgen om het ontvangen geld deels te besteden aan duurzame en gezonde landbouwproducten, ziet het plaatje er plots anders uit, aldus het onderzoek. Het groente- en fruitaanbod stijgt met 20 procent en de mensen gaan navenant hiervan meer consumeren. Tegelijk neemt de vlees- en zuivelproductie af. Resultaat: een gezonder voedselaanbod, minder uitstoot van broeikasgassen en afnemende afhankelijkheid van een handjevol bedrijven ver weg.
Zelfvoorzienend
Stadslandbouw kan ook bijdragen aan een gevarieerd voedselaanbod. Naar verwachting woont in 2050 bijna 70 procent van de wereldbevolking in steden. Verdere verstedelijking wordt vaak onterecht gezien als bedreigend voor voedselzekerheid, aldus een onderzoek van Penn State University in het tijdschrift One Earth. Aan de rand van de stad (en op daken) kunnen gewassen, groente en fruitbomen echter een scala aan producten leveren. Metropolen kunnen zelfs grotendeels zelfvoorzienend worden. Zo voorziet de stedelijke landbouw in het Vietnamese Hanoi voor maar liefst bijna 80 procent in al het voedsel voor haar bewoners. Voorwaarde is wel een infrastructuur die de stadsbewoners rechtstreeks toegang biedt tot het voedselaanbod, zonder tussenkomst van machtige retailbedrijven met een minder divers aanbod.
Ten slotte is de voedselzekerheid verder te garanderen door minder voedsel verloren te laten gaan door verspilling. Een derde van al het voor de mens geproduceerde voedsel (1,3 miljard ton) bereikt niet het bord van de consument, aldus een rapport van de United Nations Environment Programme (UNEP). In arme landen gaat 40 procent verloren tijdens de verwerking en opslag. In rijke landen wordt hetzelfde percentage verspild door het gedrag van supermarkten en consumenten.
Een ander landbouwsysteem vraagt van de overheid de bereidheid om een sturend beleid te voeren, dat plantaardig voedsel stimuleert en de veestapel reduceert. De consument zal bereid moeten zijn om over te stappen naar een ander voedselpatroon. Al met al leidt die verandering tot een beter milieu en gezondere mensen.
De auteur is freelance wetenschapsjournalist.