Olieprijs weer bijna op niveau van voor Russische invasie
De olieprijzen zijn maandagochtend verder gedaald en hebben inmiddels bijna het niveau bereikt van voor de Russische invasie in Oekraïne. Dat komt vooral doordat het aantal coronabesmettingen in China blijft toenemen. Dat land is de grootste importeur van olie ter wereld.
De grootste besmettingshaard is de miljoenenstad Shanghai. Zondag werden daar meer dan 26.000 nieuwe coronabesmettingen gemeld ondanks strikte lockdownmaatregelen. De lockdown heeft al tot verstoringen geleid in de haven van de stad.
Sinds de oorlog in Oekraïne waren de olieprijzen hard gestegen, wat de inflatie aanjaagt. Daardoor wordt de koopkracht van huishoudens ondermijnd en loopt de economie schade op. De brandstofprijzen zijn met de olieprijs ook fors gestegen en onder meer Nederland heeft daarom de accijns op benzine en diesel tijdelijk verlaagd.
Eind vorige week maakten de lidstaten van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) bekend het komende halfjaar een recordaantal vaten uit hun strategische oliereserves op de markt te brengen. In totaal gaat het om 240 miljoen vaten. De Verenigde Staten en andere lidstaten zoals Japan, Duitsland en Nederland willen zo de olieprijzen drukken.
De prijs van een vat Amerikaanse olie daalde maandagochtend rond 07.30 uur met 2,4 procent tot 95,94 dollar. De hoogste prijs die op 23 februari werd bereikt, de dag voor de Russische invasie van Oekraïne, was 93,90 dollar. Brentolie, de maatstaf voor olie uit het Midden-Oosten, Europa en Afrika, werd 2,3 procent goedkoper op 100,46 dollar per vat.