Religieus én onverzoenbaar in Bosnië
„Een rooms-katholieke bisschop uit Bosnië zei me eens: „De internationale gemeenschap heeft voor ons in Bosnië een giftige soep gekookt. En nu is men verrast dat niemand ervan wil eten”.”
Voor prof. dr. Thomas Bremer is het glashelder dat „Bosnië-Herzegovina door het Verdrag van Dayton (1995) een staatsstructuur heeft gekregen die niet werkt. We pasten een oplossing toe die we nooit in onze landen zouden hebben doorgevoerd. Bij onze Europese cultuur hoort dat we moeten leren samenleven. En wat deden we op de Balkan? We scheidden de bevolkingsgroepen en legitimeerden daarmee de verdrijvingen. Het idee was dat we dan rust zouden krijgen, maar het tegendeel is het geval.”
Bremer spreekt met kennis van zaken. Als hoogleraar oecumene, Oost-Europese kerken en vredesonderzoek aan de Westfälische Wilhems-universiteit in Münster houdt hij zich intensief bezig met de Balkan en de daar aanwezige geloofsgemeenschappen.
In Bosnië leven drie bevolkingsgroepen met elk een eigen religie. Hoe verhouden die zich tot elkaar?
„Oorspronkelijk waren de mensen die op de Balkan leefden allemaal christelijk. Met het schisma in de 11e eeuw vond er een breuk plaats. Het westen van de Balkan, grofweg het huidige Slovenië en Kroatië, werd rooms-katholiek en de meer oostelijke gebieden, zoals Servië, Montenegro en Macedonië, oosters-orthodox.
Daar kwamen in de 13e eeuw de Osmanen, de huidige Turken, bij toen ze de regio veroverden. De Osmanen zijn in later tijd verdreven, maar in de tussentijd had een deel van de oorspronkelijke bevolking zich tot de islam bekeerd.
De 19e eeuw, de eeuw van het nationalisme, ging ook aan de Balkanvolken niet voorbij. Tegelijk kan het streven naar een eigen staat niet los van hun godsdienstige overtuiging worden gezien: de Serviërs waren en zijn orthodox en de Kroaten rooms-katholiek. De moslims hadden een probleem, want zij hadden geen nationale identiteit. In de twintigste eeuw dacht men het probleem te kunnen oplossen door moslims met de hoofdletter M te schrijven en ze zo als natie te zien. Je had mensen die zeiden: „Ik ben lid van de Communistische Partij, ik geloof niet in God, ik drink alcohol, ik ga niet naar de moskee, maar ik ben wel Moslim, want ik maak deel uit van deze Moslimnatie.” Het interessante is dat deze nieuw gevormde natie functioneerde. Binnen enkele jaren waren er miljoenen mensen in Bosnië die blij waren dat ze konden zeggen: „Ik ben Moslim. Omdat deze naam gelijk was aan die van de religie veranderde men die in Bosniakken”.”
Begin jaren 90 van de vorige eeuw ging het toch mis.
„Nationalistische Serviërs stelden dat deze Bosniakken, deze moslims, voor de komst van de Osmanen eigenlijk Serviërs waren. De nationalistische Kroaten hadden een soortgelijke claim: omdat het van oorsprong Kroaten waren, zijn het eigenlijk Kroaten. De Duitse historicus Holm Sundhaussen spreekt in dit verband over ”Eigentlichkeit”. Zowel de Serviërs als de Kroaten zeggen: „Eigenlijk zijn de Bosniakken onze mensen.” Als je zo redeneert kom je niet verder en dat gebeurt regelmatig.
In Bosnië is van de 4 miljoen inwoners de helft Bosniak. Maar Kroatië en Servië zeggen dus: „Bosniakken bestaan eigenlijk niet, jullie behoren ons toe.” Dat gaat zelfs zo ver dat Kroaten in hun geschiedenisboeken proberen aan te tonen dat de vroegere kerken in Bosnië stuk voor stuk rooms-katholiek waren. Servische historici zeggen op hun beurt dat het orthodoxe kerken waren.”
Het tegenwoordige Bosnië is wel heel kunstmatig.
„De internationale gemeenschap heeft verschillende modellen voor de staatsopbouw voorgesteld. De Serviërs wezen die allemaal af. Zij wilden namelijk één samenhangend Servisch gebied. Uiteindelijk kwam met het Verdrag van Dayton deze staat uit de bus. Oorlog hebben we sindsdien meer gehad, maar om nu te zeggen dat de Bosnische staat functioneert?!
Dat het niet werkt, heeft niets te maken met het feit dat deze staat kunstmatig is. Oostenrijk is net zo goed kunstmatig en Australië ook. En zo zijn er nog veel meer landen die functioneren.”
De oorlog ligt nog vers in het geheugen en dat maakt het samenleven van de drie groepen er niet eenvoudiger op.
„Ik kan als Duitser zeggen dat het ons tientallen jaren heeft gekost voordat wij ons intensief bezighielden met het nationaalsocialisme en met de Holocaust. De generatie van mijn ouders was alleen maar druk met de wederopbouw. Pas eind jaren 60 en in de jaren 70 kreeg men oog voor de werkelijke rol van de Wehrmacht. Aanvankelijk was het: „Dat waren nette soldaten die zich niet hebben misdragen: de SS begingen de misdaden.” Dat idee moest eerst aan de kant worden geschoven voordat men kon zeggen: „Dat was niet zo.”
Deze worsteling met het verleden is er überhaupt niet op de Balkan. Steeds is het: „Alleen wij hebben geleden. Alleen wij zijn onrechtvaardig behandeld.” Bij alle drie de groepen staat de eigen slachtofferstatus centraal.
Dat zie je ook aan de musea die aan de oorlog zijn gewijd. Overal zie je foto’s van gesneuvelde jongemannen die bij de ”verdediging“ van hun dorp of stad zijn gesneuveld. Niemand viel aan.”
Prof. Bremer is van mening dat de oorlog van 1991-1992 „op een zeer ongunstige tijd kwam.” Hij bedoelt te zeggen dat de Amerikanen hun handen vol hadden aan Saddam Hussein. In Europa waren er protesten tegen die Golfoorlog. Dit leidde ertoe dat Washington tegen Europa zei: „Als jullie het zo goed weten, zoeken jullie het maar alleen uit.”
En dat konden we niet.
„Precies. Duitsland was net herenigd en was zoekende naar zijn rol op het wereldtoneel. Daarbij komt dat wij Europeanen naïef waren. Wij hadden niet door dat nationalisme zo belangrijk kon zijn. Maar dat was het dus wel op de Balkan, met alle gevolgen van dien. En zo kwam er die kunstmatige staat.”
In de Neue Zürcher Zeitung tekende in januari een journalist uit de mond van een inwoner van de Bosnisch-Servische stad Banja Luka op: „Ik houd van het land, maar ik haat de staat.” Er is amper perspectief en daarom trekken de jongeren weg.
„Voor jongeren is het aantrekkelijk om in het Westen te werken omdat daar de salarissen hoger zijn. Voordat de corona uitbrak trokken veel artsen en verpleegkundigen uit Bosnië en Servië naar onder andere Duitsland. Dat is catastrofaal voor die landen, want een arts opleiden kost veel geld. Zo’n arm land investeert dan een kapitaal in een arts en dan gaat die weg.
De economische cijfers van die landen zijn ronduit slecht. Industrie is er amper. De grootste generator van geld is de internationale gemeenschap. Iedere organisatie heeft een kantoor, secretaressen, tolken, enzovoort.”
Is de relatie tussen de kerken door de oorlog veranderd?
„Voor de oorlog van 1991-1992 was in het oude Joegoslavië geen oecumenische traditie. De Servisch-orthodoxe kerk, de rooms-katholieke kerk en de moslimgemeenschap werkten niet samen. Als ze elkaar al ontmoetten dan was dat op lokaal niveau op grond van persoonlijke acties. Dat beperkte zich overigens tot de christenen. Bij de christelijke feestdagen gebeurde het dat de orthodoxe priester en de katholieke pastoor bij elkaar in de kerk kwamen. Maar er waren ook gemeenten waar men langs elkaar leefde.
Van 1945 tot 1990 is er één officiële ontmoeting tussen de kerkelijke leiders geweest. In 1968 spraken de patriarch van de orthodoxe kerk en de kardinaal van Zagreb elkaar.
Dat veranderde in de oorlog. De leiders van de kerken hadden toen regelmatig overleg. Dat gebeurde met ondersteuning van de grote internationale gremia.”
Bremer noemt als voorbeeld de Wereldraad van Kerken. „Dan kwamen er gezamenlijke verklaringen van de kerkelijke leiders tegen de oorlog. Ze eisten onmiddellijk en zonder voorwaarden een einde aan de strijd.”
Haalden die oproepen wat uit?
„Niets. Ze hebben de oorlog met geen dag verkort. Anderzijds was het bijzonder dat die kerkelijke leiders elkaar spraken. Altijd waren ze alleen actief voor het land waarin ze waren gevestigd. Dan was het: „God is met ons en staat aan onze kant.” Opmerkelijk genoeg zijn de contacten tussen de kerken na 1995 beter geworden. De kardinaal en de patriarch ontmoeten elkaar regelmatig. En de theologische faculteiten werken met elkaar samen.”
Ziet u de religie als deel van het probleem of een deel van de oplossing?
„Vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap zijn van mening dat de geloofsgemeenschappen het probleem zijn en niet de oplossing. Ze polariseren, ze helpen niet bij de dialoog en komen alleen maar op voor de belangen van de eigen geloofsgemeenschap. Daar is veel van waar. Als ik als een kerkleider een positieve rol wil spelen, dan moet ik zeggen: „Mijn doel is goed samenleven.” Als ik echter zeg: „Mijn doel is dat de Kroaten rechtvaardig worden behandeld.” Dan is dat heel iets anders. Daar kom ik niet ver mee.”
Bremer werkte in het verleden mee aan een verzoeningsproject tussen de geloofsgemeenschappen. Wat hem opviel was de verschillende kijk op het verleden. „We probeerden met historici van alle gemeenschappen te komen tot een gezamenlijke tekst over het verleden. Dat werkte niet. De ene groep zei dat de stad was veroverd, de andere dat de stad was bevrijd. Het ging om dezelfde militaire actie. Dan heb je dus verschillende interpretaties. Dit kom je overal tegen.”
Religie speelt bij de EU een ondergeschikte rol. Is dat in het geval van Bosnië wel verstandig?
„Je hebt de Franse traditie die het geloof uitbant. En het geldt voor meer staten die godsdienst niet belangrijk willen maken. Maar ik kan begrijpen dat mensen met politieke verantwoordelijkheid die positief tegenover godsdienst staan, in het geval van Bosnië hun schouders ophalen en zeggen: „Wat moeten we met deze mensen doen? Wat kunnen deze mensen ertoe bijdragen dat we hier uit komen?” Ze hebben een punt, want de meerderheid van deze geloofsgemeenschappen en de verantwoordelijken zijn nog altijd vooral op zichzelf gericht en te weinig op de ander.”
Ook vanwege de binding van de kerken met de eigen politici?
„Ja, maar het probleem is dat we niet weten wie de kip en wie het ei is. Het is niet zo dat de politici tegen de kerken zeggen: „Jullie moeten dit doen.” De politici en de kerken denken hetzelfde, ze vullen elkaar aan. Je kunt ze niet van elkaar scheiden.
Laat ik een voorbeeld noemen. Er zijn Kroatische oorlogsmisdadigers die veroordeeld zijn door het Strafhof in Den Haag omdat ze burgers hebben gedood. Op een gegeven moment was er een vrijgelaten en ging de bisschop naar de luchthaven. Toen de oorlogsmisdadiger de vliegtuigtrap afkwam, werd hij onthaald door de bisschop die met hem ging bidden. Daarop zei de bisschop: „Het Strafhof liegt en is anti-Kroatisch.” Hoe moet je met dergelijke mensen een verzoeningsproces op gang brengen?”