GeschiedenisHolocaustherdenkingsdag

De enige rabbijn die terugkeerde

Driekwart van de Nederlandse rabbijnen werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s vermoord. Rabbijn Aron Schuster was de enige die uit een kamp terugkwam. Wat weten we eigenlijk van de rabbijnen in bezettingstijd? Het lijkt een blinde vlek van de geschiedschrijvers.

Klaas de Jong
27 January 2022 12:29
Midden: rabbijn Aron Schuster. beeld JHM
Midden: rabbijn Aron Schuster. beeld JHM

Aron Schuster werd in 1907 in Amsterdam geboren. Zijn ouders waren gevlucht voor de Russische tsaar; ze waren streng orthodox en zionist. Moeder leerde Aron al heel jong Hebreeuws en vader liet hem later zelfs de Statenbijbel bestuderen.

In 1936 trouwde Aron met Eva Packter; ook haar ouders kwamen uit Rusland. In 1941 slaagde Schuster voor het moré-examen. Hij werd rabbijn in Amsterdam.

Een groot deel van de Joodse gemeente werd in 1942 weggevoerd, maar rabbijnen konden –evenals het personeel van de Joodse ziekenhuizen– vooralsnog hun werk blijven doen. De ontruiming van ziekenhuis Apeldoornsche Bosch eind januari 1943 was een waarschuwingssignaal, evenals vlak daarna de executie van rabbijn Frank bij Bloemendaal.

De rabbijnen Tal en Heertjes doken onder. Schuster wilde echter bij zijn gemeente blijven. Hij liet zijn dochtertje Shula onderduiken, maar zelf werd hij op 26 mei 1943 bij een razzia opgepakt, evenals zijn vrouw Eva en zoontje Ab.

Grote Verzoendag in kamp

Schuster kwam in Kamp Westerbork, net zoals zijn collega-rabbijnen Sarlouis, Dasberg, Vredenburg, Dünner, Mehler, De Lange, Hirschel, De Hond, Ricardo, Coppenhagen, d’ Ancona, Maarssen, Davids, De Vries, Levisson en Van Gelder. Westerbork viel onder het opperrabbinaat van Abraham Levisson; hij werkte er al vanaf 1939. Opgesloten in het kamp konden de rabbijnen nog geestelijk werk doen. Ze hielden lezingen, troostten medegevangenen en gaven les aan jongens, die er zelfs bar mitswa deden. In het kamp hielden ze in 1943 nog Grote Verzoendag.

Toen de ouders van Schuster op de planning stonden voor deportatie naar Sobibor mocht hun zoon afscheid nemen. In een interview vertelde Schuster hier later over. Zijn vader gaf hem de zegen, raakte toen even in trance en zei daarna: „Nu is het goed, nu weet ik dat je terug zult komen.”

Bergen-Belsen

Op 11 februari 1944 werd rabbijn Schuster met zijn vrouw en zoontje naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Aanvankelijk was dit kamp opgezet voor krijgsgevangenen. Toen de SS in 1943 het kamp overnam, werden er verzetsstrijders, politieke tegenstanders en veel Joden gevangengezet. Die kwamen terecht in gescheiden groepen, zoals het Ungarnlager, het Neutrallager en het Sternlager. De Joden in het Sternlager wilde men ruilen tegen Duitse krijgsgevangenen. Daar kwam niet veel van terecht, maar rabbijn Coppenhagen ging in juni 1944 daadwerkelijk naar Palestina – waar hij na enkele weken alsnog bezweek.

Gaskamers waren er niet in Bergen-Belsen, maar uithongering en een tyfusepidemie waren bijna net zo effectief.

Het verloren transport

Begin april 1945 naderde het Britse leger het kamp. De SS besloot 6500 Joden te deporteren naar Theresienstadt. In de derde trein zaten Aron, Eva en Ab met nog 2500 gevangenen, onder wie opperrabbijn Levisson. Deze derde trein maakte een tiendaagse dwaaltocht tussen de fronten, die op 23 april eindigde bij Tröbitz. Bij tussenstops waren al 200 doden langs het spoor begraven; in Tröbitz stierven binnen enkele weken nog 320 mensen, onder wie opperrabbijn Levisson.

In Tröbitz moest men weer op krachten komen. De Joodse verzetsstrijders Menachem en Mirjam Pinkhof vonden dat niet nodig. Ze fietsten van Tröbitz terug en informeerden op 18 mei Amerikaanse officieren over het verloren transport. Die gingen onmiddellijk naar Tröbitz om te kijken of het echt zo was.

Terug in Amsterdam

Na 16 juni 1945 werden de Schusters door het Amerikaanse leger teruggebracht. Elke dag in Duitsland, op één na, had Schuster zijn gebedsriemen omgedaan.

In Amsterdam vonden ze een gedecimeerde en in verwarring verkerende Joodse gemeenschap. De wederopbouw begon, waarbij de overheid de Joden niet bepaald hielp. Dat veranderde pas in 1955, als gevolg van een toespraak van Schuster op 4 mei.

Na het overlijden van zijn vrouw vertrok Aron Schuster in 1972 naar Jeruzalem, waar hij in 1994 overleed.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer