Binnenland

Directeur Rijksmuseum al 5 jaar bezig met De Vaandeldrager

Taco Dibbits, directeur van het Rijksmuseum, zegt al vijf jaar bezig te zijn om De Vaandeldrager van Rembrandt naar Nederland te krijgen. Sinds de aankoop van Marten en Oopjen in 2016 heeft hij naar eigen zeggen goed contact met de Franse familie Rothschild, met name met de erven van Élie de Rothschild, van wie het schilderij was.

ANP
8 December 2021 13:26Gewijzigd op 8 December 2021 14:00

In 2018 wilde de familie De Vaandeldrager al op de markt brengen. „Toen heb ik meteen de minister ingelicht”, zegt Dibbits. Maar de Franse regering hield de exportvergunning aan om Franse musea een kans te geven en daarom kon het schilderij nog niet worden verkocht. „Gisteren heeft Frankrijk laten weten het niet te zullen verwerven. Daarom moesten we snel schakelen. De Fransen willen nu wel een exportvergunning afgeven, op voorwaarde dat het werk in het publieke domein terechtkomt.”

De Vaandeldrager is altijd particulier bezit geweest en heeft volgens Dibbits „illustere eigenaars” gehad. „Het zou fantastisch zijn als we dit werk konden aankopen”, zegt hij. Dibbits schat de kansen van Nederland goed in, met name vanwege de medewerking van de Nederlandse staat die bereid is 150 miljoen euro neer te leggen. Maar hij houdt een aantal slagen om de arm. Zo zal het bedrag dat het ministerie van Cultuur wil uittrekken moeten worden goedgekeurd door de Eerste en de Tweede Kamer. Ook kunnen er andere kapers op de kust zijn. „Dus eerst zien, dan geloven”, aldus de topman van het Rijksmuseum.

Het werk werd een aantal jaren geleden getaxeerd op 165 miljoen euro. Met de 150 miljoen euro van de staat, 15 miljoen van de Vereniging Rembrandt en 10 miljoen van het Rijksmuseum Fonds zou er nu 175 miljoen beschikbaar zijn. Ter vergelijking: voor de aankoop van de huwelijksportretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit legden Nederland en Frankrijk samen 160 miljoen neer, dus 80 miljoen per schilderij.

Rond die aankoop ontstond destijds commotie toen bleek dat de familie Rothschild de twee portretten wilde verkopen aan Nederland, omdat Frankrijk had aangegeven geen geld ervoor te hebben. Dat land had in eerste instantie een exportvergunning afgegeven, maar trok die in toen de voorgenomen verkoop uitlekte. Vervolgens stelde Parijs voor om ofwel ieder één portret te kopen, of wel samen beide portretten. Na veel vijven en zessen werd tot dat laatste besloten, met de bepaling dat Marten en Oopjen altijd samen worden tentoongesteld, afwisselend in het Rijks en in het Louvre.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer