Muziek

Legermuziekkorps beurde moedeloze militair op

Muziekkorpsen in het leger vermaakten niet alleen militairen, maar staken ook neerslachtige soldaten een hart onder de riem. En dat 
allemaal voor een karig loon, ontdekte John Smit toen hij diep in de geschiedenis van de militaire muziek dook.

29 November 2021 23:04
In de 19e eeuw speelden legermuziekkorpsen niet alleen voor militairen. Juist het optreden voor burgers zorgde voor het broodnodige extra inkomen.  beeld Uitgeverij Verloren​
In de 19e eeuw speelden legermuziekkorpsen niet alleen voor militairen. Juist het optreden voor burgers zorgde voor het broodnodige extra inkomen.  beeld Uitgeverij Verloren​

Marsen, fantasieën, walsen, bewerkingen van symfonieën en opera’s. Een Leids muziekkorps had maar liefst 322 stukken in de vingers. En dat staken de korpsleden niet onder stoelen of banken. Ze lieten zowel op het kazerneterrein als daarbuiten hun gezicht zien.

De Leidse militaire musici en hun collega’s elders in het land trakteerden burgers in de 19e eeuw veelvuldig op een mix van populaire en serieuze klanken. In het Haagse Bos enkel voor de gegoede burgerij, terwijl in het Amsterdamse Vondelpark iedereen van uitvoeringen door militaire korpsen kon genieten. Met dank aan de gemeente, die de kosten voor haar rekening nam.

De doorsneesoldaat zat niet te wachten op ingewikkeld gedoe en was dik tevreden met marsmuziek. Maar burgers kregen naast populaire kost ook serieuzere werken voorgeschoteld. „Militaire korpsen hadden in de 19e eeuw een pioniersfunctie”, weet John Smit (62). „Veel burgers maakten tijdens de concerten voor het eerst kennis met klassieke muziek. Wie weet hoeveel mensen het gestimuleerd heeft om zelf een instrument te gaan spelen?”

Smit promoveerde in 2020 als eerste in Nederland op militaire muziek. In 2021 verscheen de handelseditie van zijn proefschrift, ”Tussen leger en maatschappij. Militaire muziek in Nederland 1819-1923”. De hoornist en muziekwetenschapper woont sinds 2015 in Suriname. Hij was bijna dertig jaar militair. Jarenlang blies hij zijn partij mee in de kapel van de Koninklijke Luchtmacht.

Hij studeerde hoorn aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium. Na een studie muziekwetenschap kreeg Smit in 2004 de opdracht om de diverse historische collecties met militaire muziek te ontsluiten en op één plek bijeen te brengen. Inmiddels zijn 4000 veelal handgeschreven partituren ondergebracht bij het Nederlands Muziek Instituut in de hofstad. „Kapelmeesters schreven zelf veel muziek en arrangeerden bestaande werken. Helaas is er in 1919 veel muziek verloren gegaan bij een brand op de Oranjekazerne in Den Haag.”

De duik in de muziekcollectie vormde de aanleiding voor Smits proefschrift over militaire muziek. Daarin komen kapelmeesters, muzikanten, werkzaamheden van muziekkorpsen en hun maatschappelijke positie aan de orde. Het boek bevat een stortvloed aan feiten over dirigenten, instrumenten, korpsbezettingen, concoursen en onder andere discussies in de Tweede Kamer.

Smit koos 1819 als vertrekpunt omdat er in dat jaar dankzij een Koninklijk Besluit bij alle zeventien infanterieafdelingen een muziekkorps werd geïnstalleerd. Zijn onderzoek stopt in 1923, het moment dat door nieuwe bezuinigingen het aantal muziekkorpsen tot vier werd teruggebracht. „Ik heb mij met name op de infanteriekorpsen gericht, omdat de muziekkorpsen bij de artillerie en de cavalerie geen officiële status hadden. Een korps bestond gewoonlijk uit veertig musici: achttien professionals, tien leerlingen en twaalf burgervrijwilligers.”

Wanneer speelden muziekkorpsen voor de militairen?

„Dat bleek lastig te achterhalen. Ze lieten zich horen tijdens ceremoniële bijeenkomsten op de kazerne en bij marsen liepen musici voorop om militairen moed in te blazen. ’s Avonds op de kazerne en als militairen op kamp waren, speelden de musici nogal eens muziek ter verpozing. Tijdens de mobilisatie vanwege de Belgische revolutie tussen 1830 en 1839 werden bijvoorbeeld vrijwel dagelijks concerten voor militairen georganiseerd.”

Hoe was het niveau?

„Aanvankelijk bestonden korpsen vooral uit mensen die muziek als liefhebberij hadden. Naarmate de jaren verstreken, groeide de professionaliteit. Het is lastig om stellige uitspraken over het niveau te doen. Kranten schreven nauwelijks over militaire muziek. En als dat wel gebeurde, waren journalisten niet kritisch en hielden ze het bij typeringen zoals prachtig spel. Dergelijke recensies heb ik maar met een korrel zout genomen. Feit is dat diverse militaire musici zo goed waren dat ze het Concertgebouworkest versterkten als daar een grote bezetting nodig was.”

Sommige officieren wilden eenvoudige muziek horen. Werkte dat demotiverend?

„Diverse Kamerleden vielen de officieren bij. Alleen de kosten en niet de kwaliteit van de korpsen interesseerden hen. Dit sentiment zal het moreel van de musici vast niet hebben opgevijzeld. Je voelt je toch ongelukkig als collega’s je inzet nauwelijks waarderen? Muziekkorpsen zaten veelal in een spagaat. Op de kazerne moest het vooral simpel zijn, terwijl buiten de poort het beste nog niet goed genoeg was. Juist de optredens voor burgers met de nodige kennis van klassieke muziek daagden musici uit om zich te verbeteren.”

Musici bleven toch het leger trouw?

„Ja, ze waren pragmatisch. Het leger bood hun een vaste baan en vooral het recht op een pensioen. Bij symfonieorkesten was dit destijds niet zo goed geregeld.”

Bezuinigen, inkrimpen, opheffen. Muziek in het leger lijkt een hoofdpijndossier.

„Voor mij was het ook een verrassing dat de positie van musici decennialang problematisch was. De diverse ministers van Oorlog weigerden hen volledig te betalen. Ze moesten hun salaris maar buiten het leger aan zien te vullen. Dat deden musici vervolgens op grote schaal door muziekles aan burgers te geven, muziekverenigingen te dirigeren en door als korps buiten de kazerne op te treden.”

Een Kamerlid spreekt in 1908 van gerechtvaardigde klachten van musici over drukkende armoede. Was het zo erg?

„Een musicus ontving de helft van het salaris van een sergeant, zijn gelijke in rang. Na zes jaar kreeg een sergeant ook geld om een huis te huren. Voor een lid van een muziekkorps gold die regeling pas na twaalf jaar actieve dienst. Bekend is dat een trompetter de eerste twaalf jaar met 0,77 gulden per dag genoegen moest nemen, terwijl een corveeër 1,10 gulden per werkdag verdiende.”

Waar kwam de terugkerende roep om bezuinigingen vandaan?

„Veel Kamerleden vonden de muziekkorpsen overbodige luxe. En daarbij kostten ze ook nog eens geld. Militairen moesten in hun ogen enkel het land verdedigen. Ministers van Oorlog, vaak hoge militairen, wilden echter meestal niet van de muziekkorpsen af. Toch werden in 1843 alle infanteriekorpsen op één na wegbezuinigd. Pas in 1875 kwamen er weer zeven muziekkorpsen bij.”

Ook het spelen op zondag kwam in de Tweede Kamer aan de orde.

„In 1910 vroegen diverse Kamerleden minister van Oorlog Cool in te stemmen met het verzoek van christelijke musici om niet op zondag te hoeven optreden. Cool weigerde dit en stelde dat ze al bij hun sollicitatie wisten dat ze ook op zondag ingezet konden worden. In 1912 stelden de Kamerleden hun vraag opnieuw. Nu aan ARP-minister Colijn, maar de christelijke voorman stelde dat spelen op zondag in een sociëteit niet onder de dienstverrichtingen viel. Dit gebeurde volgens hem omdat musici extra inkomsten nodig hadden. Ook Colijn zorgde er niet voor dat zij voldoende werden gehonoreerd.”

Muziekkorpsen zouden volgens Kamerleden een brug slaan tussen het leger en de burger. Hoe dan?

„Het leger had aan het eind van de 19e eeuw een slecht imago. Moeders maakten zich zorgen vanaf het moment dat hun kind aan zijn dienstplicht begon. Hoe verdorven zou hun zoon uiteindelijk het leger verlaten? ARP-Kamerleden hekelden het feit dat jonge militairen soms meegenomen werden naar een bordeel. Muziekkorpsen met hun mooie muziek, smetteloze uniformen en discipline konden hun steentje bijdragen om dat negatieve sentiment om te keren.”

Hoe staat het nu met militaire muziek?

„Die staat op hoog niveau. De meeste Nederlanders zullen de korpsen kennen van hun bijdragen aan de Nationale Dodenherdenking op 4 mei, Prinsjesdag en onder andere Veteranendag.”

Een leger zonder muziekkorpsen is voor u ondenkbaar?

„Elk zichzelf respecterend leger heeft een of meer muziekkorpsen. Al in de Romeinse tijd was dat zo. Voor het geld hoeven we het niet te laten. De kosten van de circa 250 musici bedragen nog altijd circa een half procent van de defensiebegroting.”

Wat uzelf betreft: hangt de hoorn aan de wilgen of speelt u nog?

„Ik pak nog vaak mijn hoorn uit de koffer. Regelmatig ga ik een paar weken naar Curaçao om daar met vrienden samen te spelen. De concerten van ons blaaskwintet worden goed bezocht.”
N.a.v. Tussen Leger en Maatschappij. Militaire muziek in Nederland 1819-1923, John Smit; uitg. Verloren; 480 blz.; € 32,-

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer