Debat over man/vrouw verdient open dialoog
Het is goed dat christenen met elkaar spreken over bijvoorbeeld de verhouding man/vrouw. Maar er zal wel altijd de bereidheid moeten zijn om onze visie bij te stellen, als een ander daar de Bijbelse argumenten voor aandraagt.
Door zijn artikel met als kop ”Man en vrouw schiep Hij hen” (RD 10-5) deelt dr. C. S. L. Janse zijn zorgen over de manier waarop in onze samenleving tegen mannen en vrouwen wordt aangekeken. De auteur benoemt terecht dat we vandaag de dag voor vragen worden gesteld die vijftig jaar geleden ondenkbaar waren. Een brede waaier aan thema’s passeert de revue, van genderdiversiteit tot de politieke en maatschappelijke participatie van reformatorische vrouwen.
Over dat laatste lopen de opvattingen al decennia breed uiteen. Ondanks deze verscheidenheid is het belangrijk dat christenen elkaar vast weten te houden en elkaar zoeken te bewaren bij een Bijbels fundament. De manier waarop de auteur christenen met een andere mening tegemoet treedt, helpt daar echter niet bij.
Het is een goede zaak om als christenen met elkaar in gesprek te zijn over Bijbelse beginselen. Elke tijd plaatst de kerk voor specifieke vragen en dilemma’s, waar christenen zich toe moeten verhouden. Een evenwichtige, Bijbelse verwoording van een standpunt is vaak een zoektocht. En misschien nog wel belangrijker: christenen zijn zelf óók kind van hun tijd. Ze moeten zichzelf en anderen er kritisch op durven bevragen in hoeverre hun opvattingen en levensstijl passen bij Schrift en belijdenis of onder invloed staan van traditie en tijdgeest. Naast een apologetisch en zelfkritisch motief heeft zo’n dialoog ook een educatief karakter: nieuwe generaties raken door zulke gesprekken gaandeweg thuis in de manier waarop het Woord zeggingskracht heeft in het leven hier en nu.
Deugdelijke exegese
De stelligheid waarmee dr. Janse zijn visie te berde brengt, lijkt weinig ruimte te laten voor deze dialoog. Waar het ter sprake komt, staat het in een negatief daglicht. „Discussies” leiden ertoe dat „Bijbelse noties verloren gaan”. Hoe kunnen we echter zeker weten dat onze opvattingen ook écht Bíjbels zijn? Het is een vérgaande claim wanneer je een standpunt ”Bijbels” noemt; er mag dan op z’n minst worden verwacht dat er voortdurend rekenschap wordt gegeven van een deugdelijke exegese. Het gesprek hierover is een must en verdere doordenking telkens nodig.
Het is vervolgens ook van belang wat de gemeenschappelijke grond is voor zo’n gesprek. Tradities kunnen daarbij een waardevolle inspiratiebron zijn, maar vormen niet het vertrekpunt. Een eigen visie op de Bijbelse boodschap is dat evenmin. Er zal altijd de bereidheid moeten zijn om onze visie bij te stellen, als een ander daar de Bijbelse argumenten voor aandraagt. Het artikel van Janse roept de vraag op: is het eigen standpunt leidend voor de discussie of een telkens opnieuw luisteren naar de Schrift?
Het helpt niet om de standpunten en argumenten van de ander te ridiculiseren. Zonder terughoudendheid suggereert Janse dat iemand met een andere visie op de verhouding tussen man en vrouw niet meer „voor waarachtig [houdt] wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft”. Het staat hem uiteraard vrij om de exegetische en hermeneutische keuzes van een ander ter discussie te stellen. En we willen hier ook geen partij kiezen voor één bepaald standpunt. Wel constateren we dat er op deze manier heel bewust aan de integriteit van een ander wordt getwijfeld. Dat is niet alleen een oneigenlijke manier van het debat voeren, maar ook kwalijk tegenover de oprechte intenties van medechristenen.
En om niet meer te noemen: de auteur helpt dit gesprek ook niet verder door de discussie extreem te simplificeren. Door het benadrukken van de contrasten worden mensen tegen elkaar uitgespeeld. Bovendien zijn er bij de stellige beweringen van Janse de nodige nuances aan te brengen en vragen te stellen. Bijvoorbeeld over het begrip ”gezag” en de huidige praktijk van vrouwen in leidinggevende posities binnen reformatorische kring.
Verdraagzaamheid
De auteur vraagt zich uiteindelijk af: „Maar hoeveel aandacht krijgen deze zaken in reformatorische kring?” Door het genoemde artikel krijgt het onderwerp zeker de aandacht, maar worden christenen met een andere visie buitengesloten en hebben jongeren met vragen het nakijken. Paulus leert ons, bijvoorbeeld in de Romeinenbrief, andere lessen over onderlinge verdraagzaamheid en over de manier waarop het gesprek gevoerd moet worden tussen christenen onderling. Met zo’n houding is een goed gesprek tussen christenen met uiteenlopende visies ook daadwerkelijk mogelijk.
De auteurs zijn beiden docent maatschappijleer in het reformatorisch onderwijs en actief binnen de SGP.