Kamer zet vervolgstap in formatieproces
De Tweede Kamer heeft de benodigde volgende stap gezet om te komen tot een nieuwe regering. Informateur Mariëtte Hamer krijgt een uitgebreide opdracht mee langs de lijnen van het rapport van oud-informateur Herman Tjeenk Willink.
De Kamer debatteerde woensdag over het eindverslag van oud-informateur Willink. De oudgediende presenteerde anderhalve week geleden zijn rapport met de woorden: „de inhoudelijke informatie kan van start.” Hij wees er in zijn verslag op dat „een overgrote meerderheid” van de partijen aan de slag wil met „de grote problemen die dringend om een oplossing vragen”, zoals de gevolgen van de coronacrisis. Ook zou er een regeerakkoord op hoofdlijnen moeten komen om de verhouding tussen Kamer en kabinet te veranderen.
De conclusies van het eindverslag van Willink vormen de ondergrond voor de opdracht aan informateur Hamer. Het voormalig Kamerlid van de PvdA is sinds 2014 voorzitter van de Sociaal-Economische Raad; vanwege die ervaring verklaarde D66-leider Kaag dat zij „veel vertrouwen” heeft in Hamer.
Allereerst krijgt de informateur de opdracht om te zoeken naar politieke overeenstemming over transitie- en herstelbeleid om uit de coronacrisis te komen. Verder moet zij inventariseren welke andere belangrijke onderwerpen in het regeerakkoord moeten worden behandeld. Ook moet Hamer nagaan welke afspraken er nodig zijn om de rechtsstaat te herstellen en te versterken.
Om toch het tempo in het formatieproces wat op te voeren krijgt Hamer de opdracht ook te onderzoeken welke partijen bereid zijn de onderhandelingen over een coalitieakkoord te gaan voeren. De lijn van oud-informateur Willink was om die vraag pas voor het allerlaatst te bewaren. Willink ziet echter het belang van vaart maken. Tijdens het debat stipte hij „iets van het ongemak” aan dat hij ervaart. „Hoe komen de ellenlange debatten over op de mensen thuis die verwachten dat ze hebben gekozen voor een snelle formatie en aanpak van de belangrijkste problemen?”
Tijdens het debat werd niet duidelijk of er al een meerderheid van partijen is die voldoende vertrouwen heeft om deel te nemen aan een volgend kabinet-Rutte. Wel legde CDA-leider Hoekstra in reactie op DENK-fractievoorzitter Azarkan uit „hoe de vertrouwensregel in elkaar zit. Het CDA heeft de motie van wantrouwen tegen premier Rutte niet gesteund, dus is het vertrouwen daar. Daar is ons staatsrecht op gestoeld.”
GroenLinks-leider Klaver uitte een voorstander te zijn van de oplossingsrichting die Willink in zijn rapport heeft beschreven. Volgens Klaver is het nodig om als het gaat om het klimaat- en stikstofvraagstuk te beginnen met een gedeelde analyse van het probleem. Vervolgens speelt de vraag of het probleem met elkaar kan worden opgelost. Klaver: „Of het lukt weet ik niet, maar ik vind dat we de inhoudelijke gesprekken met elkaar moeten starten.”
VVD-leider Rutte stond tijdens het debat voor de opdracht om zijn radicale ideeën nader toe te lichten. Daarmee zou hij andere partijen, met name de PvdA en GroenLinks, moeten overtuigen om zo het vertrouwen terug te winnen. Rutte gaf aan dat hij „echt vindt” dat het wekelijkse coalitieoverleg op maandagochtend moet worden afgeschaft. In plaats daarvan moeten de bewindslieden tegenstellingen op vrijdag in de ministerraad bediscussiëren, die daardoor „heel lang zal duren.” De Tweede Kamer krijgt als gevolg ook een andere rol, omdat het beknopte regeerakkoord het enige is waar coalitiepartijen zich aan vast kunnen houden. Rutte: „Dat zal spannend worden.”
Verder wees de VVD-leider op zijn persoonlijke stijl die hij omschreef als: „zacht op de relatie, hard op de inhoud.” Het streven naar goede onderlinge verhoudingen heeft volgens Rutte het risico dat het erop lijkt dat verschillen tussen partijen in het politieke midden uit beeld raken. Het debat zou vervolgens alleen plaatsvinden tussen de PVV en SP tegenover de rest van de Kamer. Volgens de VVD-leider is het voor hem moeilijk om afstand te doen van zijn persoonlijke stijl en zal hij daar „hulp bij nodig hebben.”
Oud-informateur Willink gaf tijdens het debat aan dat het wat hem betreft de laatste keer was dat hij een rol speelde in het formatieproces. Hij benadrukte in zijn slotwoord dat het door de Kamer gewenste dualisme niet ontstaat „zonder beter evenwicht tussen beleid en uitvoering.” Volgens Willink realiseert de volksvertegenwoordiging zich onvoldoende afhankelijk te zijn van uitvoeringsorganisaties. Willink: „De menselijke maat in het overheidsoptreden komt niet terug zolang de politiek uitvoerende diensten eigenlijk als machines blijft beschouwen die naar believen aan en uit kunnen worden gezet en die na elk incident sneller moeten draaien.”