Protesten Colombia neergeslagen: „Ze vermoorden ons”
Een golf van anti-regeringsdemonstraties houdt Colombia in zijn greep. Daarbij vielen de afgelopen 8 dagen al zeker 24 doden. President Ivan Duque overweegt een staat van beleg.
Het is woensdagochtend, 11 uur. In de Avenida Septima, een van de belangrijkste verkeersaders van de stad, warmen duizenden stadsbewoners op voor een nieuwe ronde van protesten. Ondanks de gemoedelijke sfeer van de demonstraties op dit vroege uur –later op de dag zullen die voor de achtste dag op rij ontaarden in geweld– is de boodschap van de demonstranten grimmig.
”Stop de massamoorden” en ”Ik demonstreer met de angst dat ik mijn dochter niet zal terugzien” staat op de spandoeken in de stoet van mensen die langzaam door de straten trekt, onder het zingen van protestliederen. „Chao Duque Chao”, klinkt het in koor, een oproep aan de rechtse president Duque om af te treden.
Even verderop ligt een tiental demonstranten roerloos op straat, bedekt met bebloede witte lakens. Ze vormen een stil protest tegen het voortdurende geweld in het land. Het kwam in grote delen van het land, ondanks het vredesakkoord met guerrillabeweging FARC in 2016, nooit tot de vrede. In veel regio’s laaide het geweld tussen gewapende groepen weer op, met vele burgerdoden tot gevolg.
Woede
De protesten begonnen op 28 april toen de Colombianen de straten opgingen om te protesteren tegen de aankondiging van een omstreden belastinghervorming. Maar, zoals dat gaat in Colombia, beantwoordden de politie en de ME de –grotendeels vreedzame– protesten met grof geweld en grootschalige schendingen van mensenrechten. Daarbij vielen al zeker 24 doden volgens de cijfers van de Colombiaanse Ombudsman.
De ngo Temblores, die mensenrechtenschendingen registreert, telde echter al 37 doden. Ook rapporteerde de organisatie meer dan 1700 gevallen van politiegeweld, 831 arbitraire aanhoudingen en 10 aanklachten van seksueel geweld door de politie.
Het is niet de eerste keer dat de Colombiaanse staat aanvankelijk vreedzame protesten gewelddadig neerslaat. Een deel van de woede van de Colombianen gaat terug tot de protesten van eind 2019, toen de 18-jarige student Dilan Cruz om het leven kwam door een politiekogel, en de bloedige confrontaties van september 2019, met 13 jonge slachtoffers van politiegeweld.
„Met dit protest brengen we een al lang opgekropte verontwaardiging tot uitdrukking en die is gericht tegen de regering die vanaf het begin een excessief gebruik van geweld heeft gemaakt,” zegt kunstenaar Alejandro Salcedo (37), een van de demonstranten.
Traangas
Hoewel president Duque de gewraakte belastinghervorming op zondag terugtrok, voorkwam dat niet dat de Colombianen dezelfde dag weer massaal de straten opgingen. Vooral dinsdagavond ging het er daarbij hard aan toe. In de grote steden in het land vonden vele confrontaties plaats met beschietingen, traangas en plunderingen. In Bogota gingen enkele politieposten in vlammen op en tientallen anderen werden vernield.
De demonstranten komen uit alle lagen van de bevolking. Studenten, vakbonden, ouderen, afvalinzamelaars, kunstenaars, allemaal besloten ze de straten op te gaan, ondanks de pandemie die op volle kracht door het Zuid-Amerikaanse land raast, en die al ruim 76.000 slachtoffers maakte.
Woensdag zijn de protesten ontaard in een massale aanklacht tegen de rechtse regering van president Duque, die sinds zijn aantreden in 2018 steeds meer autoritaire trekken heeft gekregen. Hoewel Duque heeft aangegeven een „dialoog” te willen met de stakingsorganisaties, is het antwoord vooralsnog vooral meer repressie. Zo stuurde hij duizenden soldaten naar Cali –de stad waar de meeste slachtoffers vielen– en zei hij de mogelijkheden voor een staat van beleg te verkennen. In een land waar militarisering doorgaans leidt tot meer geweld, voorspelt dat weinig goeds.