Elke morgen een ketel soep in de hongerwinter
De hersteld hervormde hulpprediker B. Klootwijk (84) uit Alblasserdam noemt de oorlog „een tijd om nooit te vergeten”, die diepe indrukken naliet.
Het gezin Klootwijk woonde aan de rand van Rotterdam-Zuid, op de boerderij Buitendijk 179, achter tuindorp Vreewijk. „Dit schilderij van ons huis is gemaakt door een jongeman die onze boerderij kon zien vanuit het huis waar hij ondergedoken zat. Ook in de Breepleinkerk, niet ver van ons huis, zaten mensen ondergedoken, zoals later is gebleken.”
Onderduikers zaten er ook op de boerderij van de familie Klootwijk: vijf jongens op de hooizolder konden door het raampje kijken dat onder de nok zichtbaar is.
„Dicht bij ons huis, tussen de Breepleinkerk en de roomse kerk, schoten de Duitsers op klaarlichte dag een jongeman dood, zonder reden. Later is er een houten kruis geplaatst, als gedenkteken.
Mijn ouders waagden het soms om de deur niet open te doen als er een razzia was en de Duitsers met geweerkolven op de luiken sloegen. Wij moesten dan achter een muur gaan staan, zodat we niet geraakt zouden worden als de soldaten door de deur zouden schieten. Dat deden ze niet; ze accepteerden het dat de deur dichtbleef.
In de strenge winter van 1944-1945, toen dit schilderij gemaakt werd, zorgde mijn moeder ervoor dat er elke morgen een weckketel met warme soep klaarstond. Dat deed ze voor de jongeren uit het nooddorp. Daar woonden mensen die tijdens de oorlogsjaren hun huis waren kwijtgeraakt. Die jongeren stonden ’s morgens al vroeg voor het zijraam van onze boerderij te praten.
We hadden een loonbedrijf en stonden bekend als een adres waar je nooit tevergeefs aanklopte om eten. Onze familie dorste erwten, tarwe, bruine bonen en nog veel meer. Ook bezaten we koeien, dus er was dagelijks melk, boter en kaas. De stal moest ’s nachts wel bewaakt worden, anders werden de koeien gestolen. Uit het hek naast de boerderij was soms opeens een plank verdwenen: meegenomen om in de kachel op te stoken.”