In het tweede kruiswoord van de Heere Jezus, ”Heden zult u met Mij in het paradijs zijn”, ligt in de eerste plaats een diepe troost voor mensen die rouw dragen om hun geliefden die in de Heere zijn ontslapen. Want op het moment dat uw geliefden de ogen sloten, zijn zij ingegaan in de vreugde van hun Heere. Denk daaraan als het verdriet weer te sterk wordt. Ja, dan zijn we wel verdrietig, maar toch anders. Anders dan zij die geen hoop hebben. Wetend dat onze geliefden nu al bij de Heere zijn.

Ik geloof dat het paradijs dat Christus hier belooft, veel meer is dan het eerste paradijs. Want in het komende paradijs is er een dimensie extra: daar is Christus erbij. Hij Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden heeft betaald. Die voor mij de kop van de slang heeft verpletterd.

Altijd te zijn met onze lieve Zaligmaker, Die voor ons zo diep ging, dat is bij al het paradijselijke toch verreweg het beste? Heden met Mij, dat is in feite het hele Evangelie in een notendop. Met Mij. U met Mij… Dat is toch het paradijs? Samen met Jezus.

In de tweede plaats heeft het kruiswoord van onze Heiland ook de bedoeling om ons vandaag te troosten. Dit Evangeliewoord wil ook een voorschot zijn in uw gelovig hart. Dat u net als de moordenaar mag weten: Straks, bij mijn sterven, ontmoet ik geen onbekende Heere, maar mijn getrouwe Zaligmaker.

Leg deze woorden van Christus diep in je hart. Heden met Mij in het paradijs. Denk eraan als je nog gezond bent. Maar denk er ook aan als u in dat kleine kamertje van het verzorgingshuis zit. Als de schaduw van de dood zich uitstrekt over uw leven. Laat toch deze woorden in uw hart komen. Want dan kunt u sterven. Het kan echt… Want de Heere wil ook uw Herder zijn. Dan behoeft u niets meer te vrezen. Ook niet in het dal van de schaduw van de dood. Ja, dan kan de weg nooit zo smal wezen of de Heere weet erbij te komen. „Want Gij blijft met mij” (Psalm 23). Ja, dan kan de satan je flink benauwen. Dat is waar. Hij kan je lichamelijk kwellen. Zeker. Maar dan daarin dit toch te weten: Dit weet ik, dat God in Christus met mij is. Mij is een beter lot bereid.

Met Mij in het paradijs. Daar moest de moordenaar het wel mee doen in die laatste uren. Hij kreeg geen tweede opbeuring aan het kruis. Maar aan deze belofte had hij genoeg.

Het zal vast benauwd geweest zijn. De duivel zal hem hebben uitgelachen: Man, waar blijf je nou met deze Jezus? De moordenaar moest ook door die drie uur duisternis heen. Hij heeft Jezus naast hem zien sterven. En dan komt de soldaat met een zware voorhamer. De beenderen van de moordenaar kraken. Zijn ogen breken. De soldaat slaat hem het leven uit. Maar hij gaat het paradijs in. De grote ruil van de borgtocht voltrekt zich.

En daar zien we de Heere Jezus op hem wachten. Op die man, met die van bloed druipende handen. Ze komen samen aan in het paradijs. Hand in hand. Tot God. Zo introduceert de Heere Jezus de moordenaar: Vader, Ik heb voor hem ook de straf gedragen. Wat een ruimte. De eerste mens van het Oude Testament in de hemel was Abel. Een vermoorde. En wie zien wij als eerste binnenkomen na Jezus’ sterven? Een moordenaar.