Kerk & religie

Meditatie: Geloofsdaad

„Mij geschiede naar Uw woord.” - Lukas 1:38

Ds. K. Klopstra, Barendrecht
5 March 2021 17:46
Meditatie | Lukas 1:38 | Geloofsdaad. beeld Unsplash & RD
Meditatie | Lukas 1:38 | Geloofsdaad. beeld Unsplash & RD

Het door Maria gesprokene is een prachtige illustratie van de daad van het geloof. Ze krijgt heel wat van de engel te horen over wat er in haar leven zal plaatsgrijpen. Uit haar zal de Christus geboren worden. Het Woord gaat haar verstand te boven. Maar wat een mens met zijn of haar verstand niet klein krijgen kan, dat vat het geloof. Maria stelt geen vragen. Ze komt niet met bezwaren. Ze zegt er eigenlijk alleen maar ”amen” op.

Het geloof houdt het eenvoudig. Het diepe zit hem in die zin vaak in het eenvoudige. Soms willen wij het weleens te mooi zeggen. Dikwijls nemen wij met het kinderlijk eenvoudige geen genoegen. Dan is het niet bijzonder genoeg, zo denken wij dan. Maria klimt niet met haar woorden uit boven de woorden die tot haar zijn gesproken. Maar ze komt er juist ónder; „mij geschiede naar Uw woord.” De engel richtte het woord tot haar en dat was Góds Woord. De Heere mag met haar doen naar Zijn Woord.

Wil het ons niet iets heel belangrijks leren? Namelijk de noodzaak van de gewilligheid van ons hart als het gaat om Gods spreken. Daar heeft de Heere recht op. In de Bijbel spreekt Hij tot ons. Hij zegt ons wat Hij met ons doen wil: hoe Hij met ons handelen wil en wat Hij ons geven wil. Het gaat Hem om het vernieuwende werk van de Heilige Geest in het hart. De Heere zegt: „Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen” (Ez. 36:26-27).

Dat is een duidelijk, krachtig en gunnend Woord. Maar het ongeloof gaat dan gemakkelijk wat te veel vanuit zichzelf spreken. Wij hebben daar gedachten bij en wij hebben daar een mening over. Er is een neiging in ons om de woorden van God te gaan beschouwen vanuit onze eigen gedachtegang. Zacharias heeft moeite met Gods woord tot hem, want hij kan er niet bij. Hij wil iets meer. In vers 18 zegt hij: „Waarbij zal ik dat weten?” Maar dat beschouwen van ons is een groot gevaar. Want daardoor komt dat Woord van de Heere dikwijls niet heel direct, en dus ook niet indringend, tot ons. Dan blijft het op afstand.

Het is een list van satan. Hij maakt het Woord verdacht. Dat doet hij al sinds de zondeval. De Heere heeft daar duidelijk gesproken. Maar zodra de slang spreekt, ontstaat er verwarring over dat eenduidige Woord van de Heere. Paulus heeft het over de god dezer eeuw, die „de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is” (2 Kor. 4:4). De stem van het ongeloof is eigenlijk de inwerking van de boze, die het Woord tot ons gesproken van ons weg wil roven. Het moet dus anders. Het geloof zegt dat wat Maria zegt: „Heere, mij geschiede naar Uw woord.” We willen er dan niks meer tegen inbrengen. We willen ons eronder stellen, zodat het Woord zijn kracht mag hebben en zijn uitwerking niet zal missen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer