PvdA betaalt tol voor vertrek Asscher
Na het vertrek van D66’er Menno Snel als staatssecretaris van Financiën eiste de affaire rond de kinderopvangtoeslagen donderdag een tweede politiek slachtoffer: Lodewijk Asscher stopt als PvdA-leider. Daarmee maakt hij het Rutte III lastiger te blijven zitten. Maar vooral voor de PvdA zijn de consequenties groot.
Zó gaat het niet langer, moet Lodewijk Asscher (46), sinds december 2016 PvdA-leider, de achterliggende dagen hebben gedacht. Donderdagmorgen maakte hij via Facebook zijn terugtreden als aanvoerder en lijsttrekker –tot 17 maart blijft hij wél in de Kamer– bekend. Reden? „De discussie over mijn rol in de toeslagenaffaire.”
Als een totale verrassing kwam dit besluit niet. Dat de commissie-Van Dam onlangs een hard oordeel velde over nalatigheden in de kinderopvangtoeslagenaffaire van tal van politici, onder wie Asscher (in het vorige kabinet minister van Sociale Zaken), was voor de sociaal-democraat al lastig zat.
Tijdens de verhoren bracht de commissie Asscher de diverse smeekbrieven in herinnering die gedupeerde (groot)ouders hem in 2013 en 2014, in zijn tijd als minister, schreven. Asscher stuurde daarop steeds een standaardbriefje terug, met als kern dat het voor hem niet mogelijk was om op individuele gevallen in te gaan. Toen het eindrapport van de commissie was verschenen, zette hij zelf de schijnwerper op zijn –achteraf– ongelukkige optreden, door daar via Facebook uitvoerig zijn excuses voor aan te bieden. „Als ik het zo teruglees, vervult het me met schaamte dat ik het daarmee heb afgedaan.”
Vrijwel tegelijkertijd barstte onder de PvdA-leden de discussie los of hij nog wel kon aanblijven als hun voorman.
En nu? Met zijn vertrek zet Asscher het kabinet-Rutte III, dat toch al worstelt met de vraag wat het aan moet met het rapport-Van Dam, nog verder onder druk. Vrijdag spreken de bewindslieden er in de reguliere ministerraadsvergadering verder over door. Hamvraag: kunnen zij het maken om, na Asschers forse knieval ‘gewoon’ in het zadel te blijven?
Vast staat nu al wel dat, ook al treedt straks de hele regering af, de consequenties van de affaire van de kinderopvangtoeslagen voor een partij als de PvdA het grootst zijn. Ga maar na.
Waar Asscher het zwaarst mogelijke offer brengt en zijn landelijke politieke carrière feitelijk afbreekt –na 17 maart verdwijnt hij van het Haagse toneel–, zullen de bewindslieden van Rutte III, zij het misschien in demissionaire toestand, gewoon doorregeren. Politici als de VVD’er Rutte en de CDA’er Hoekstra blijven naar verwachting gewoon lijsttrekker. Rutte en zorgminister De Jonge blijven prominent in beeld als de boegbeelden van de strijd tegen de coronapandemie.
Het beloop daarvan is momenteel hoogst onzeker, maar mogelijk van dien aard dat alle ophef over de toeslagenaffaire rond 17 maart alweer is weggezakt. Bewindslieden zoals Rutte en Hoekstra kunnen intussen plannen naar de Kamer sturen waarmee ze laten zien dat ze de les van de commissie hebben begrepen: Eens, maar nooit weer.
De PvdA daarentegen moet nu, onder hoogspanning, op zoek naar een nieuwe lijsttrekker. Of iemand als Lilianne Ploumen de scherpe en knappe debater Asscher in de verkiezingsstrijd kan evenaren, is zeer de vraag. Vooralsnog ligt het niet voor de hand dat zij haar partij béter dan Asscher uit het electorale dal van hooguit een tiental zetels omhoog kan trekken. Het alternatief, een onbekendheid naar voren schuiven, is ook niet zonder risico’s.
Kortom, waar het kabinet na een mogelijk aftreden nog twee maanden de gelegenheid heeft om weer op te krabbelen, is de PvdA de komende tijd waarschijnlijk in de eerste plaats druk met zichzelf.