Ook bij mist is tuinvogels tellen zinvol
De nationale tuinvogeltelling komend weekend helpt om trends zichtbaar te maken en draagt zo bij aan de wetenschap.
Wie dit weekend vogels wil gaan tellen, doet er goed aan om alvast wat bij te voeren. Na een koude nacht moeten vogels snel wat eten ter compensatie van het gewicht dat ze kwijt zijn geraakt. De kans is aanzienlijk dat de vogels kiezen voor een tuin of balkon waar ze makkelijk wat te eten vinden. Dat zal aanstaande vrijdag, zaterdag en zondag niet anders zijn.
Een uur na zonsopkomst en een uur voor zonsondergang zijn vogels het actiefst en kun je ze het beste tellen, aldus woordvoerder Marieke Dijksman van Vogelbescherming, dat samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland de jaarlijkse tuinvogeltelling organiseert. „Wie bang is dat de merel die altijd in de tuin zit, juist dan verstek laat gaan, kan het beste pas beginnen te tellen zodra hij zich laat zien.”
Mist
Ze snapt wel dat niemand een half uur voor het raam wil zitten zonder één vogel te kunnen melden. „Als je bij regen of mist geen vogels ziet omdat ze zich schuil houden, hebben we toch graag dat je dat meldt”, aldus Dijksman. „Het gaat ons niet om de absolute aantallen, maar om de trend. Die wordt goed zichtbaar als veel mensen meedoen.” Afgelopen jaar waren dat er ruim 77.000.
Een instructiefilmpje op de site van Vogelbescherming laat zien hoe te tellen. Vogels die overvliegen doen niet mee. Je wilt ook niet dat één vogel die een half uur lang de tuin in en uit hipt, tien keer meetelt. Daarom telt van een soort alleen het hoogste aantal mee dat tegelijkertijd in de tuin zit. Vliegen er drie koolmezen de tuin in en storten die zich op de voederbak, dan tellen die voor drie. Komen er twee bij, dan zijn het er vijf. Als er nog eens drie overvliegen, tellen die niet mee en blijft het aantal steken op vijf koolmezen.
Ruziënde mussen
Als zich ook nog eens een groepje ruziënde mussen meldt, kan het handig zijn een foto te maken en de vogels na afloop te tellen. Te veel beweeglijkheid leidt tot verwarring. Vogelbescherming houdt rekening met missers en corrigeert een deel ervan automatisch. „Sommige vogels leven in groepen, andere zijn solitair. Als iemand meldt dat er 99 roodborstjes in zijn tuin zitten, weten we dat dit niet klopt. Roodborstjes leven alleen. Uitsluitend in het broedseizoen kan het zijn dat je er twee tegelijk ziet.”
Dubbeltellingen zijn geen probleem, een vogel kan twee tuinen aandoen en ook door de buren worden meegeteld. Zelfs als die geen mus van een spreeuw kunnen onderscheiden, is dat geen ramp, aldus Dijksman. „Onze tellingen vormen geen wetenschappelijk maar ondersteunend bewijs. Ze illustreren trends.” Als voorbeeld noemt ze de vestiging van de halsbandparkiet, een exoot die zich vooral in de grote steden weet te handhaven en zich geleidelijk over het land verspreidt. Ook een omgekeerde trend, het verdwijnen van de huismus uit de steden, wordt onderstreept door de jaarlijkse telling.
Het is de bedoeling gedurende een half uur vogels in eigen tuin of op eigen balkon te tellen. De resultaten worden aan de hand van de postcode verwerkt. Deelnemers krijgen na afloop een mailtje met een link naar Google Maps waarin tot op straatniveau kan worden nagegaan welke vogels er zijn waargenomen. „Als de grote bonte specht zich deze keer niet bij jou laat zien, heeft iemand twee straten verderop hem misschien wel gespot.”
Dijksman signaleert dat mensen hun tuin de laatste jaren wat natuurvriendelijker inrichten. „De inrichting van de tuinen is van belang”, benadrukt ze. „Alles bij elkaar vormen de Nederlandse tuinen een oppervlakte van 80.000 voetbalvelden, dat is de moeite waard.”