Crisisverpleegkundige: Luisterend oor helpt verward persoon
Het aantal meldingen van verwarde personen is alleen maar toegenomen sinds in 2011 begonnen is met de registratie hiervan. Maar een centraal meldpunt of extra geld gaat de problemen niet oplossen, waarschuwt onderzoeker en crisisverpleegkundige Bauke Koekkoek.
Een slaapwacht van een beschermde woonvorm wordt rond 2 uur gebeld door een cliënt die zich naar eigen zeggen van het leven wil beroven. De slaapwacht vraagt niet door, maar belt direct de meldkamer, die er de politie op afstuurt. De agenten treffen een rokende vrouw aan. Ze wilde graag even met iemand praten, omdat ze over suïcide na zat te denken. De agenten luisteren naar haar en vervolgen hun weg. Ze weten niet precies wat ze met de situatie aanmoeten en registreren de vrouw daarom maar als verwarde persoon.
Het is één van de voorbeelden die Bauke Koekkoek, lector onbegrepen gedrag en samenleving aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Politieacademie, in ”De kwestie verwarde personen” noemt. Een voorbeeld dat volgens Koekkoek, die behalve onderzoeker ook crisisverpleegkundige is, laat zien hoe problematisch deze term is. Want wat is een verwarde persoon?
Homogeen
In zijn boek gebruikt Koekkoek cijfers van de politie Flevoland om hier zicht op te krijgen. Onder de 1292 meldingen is nogal wat variatie te zien. Mensen die zich agressief gedragen, dementeren, dronken zijn, andere mensen lastig vallen, weg zijn gelopen uit een zorginstelling, voor geluidsoverlast zorgen, het komt allemaal langs. Houd het gewoon bij deze observatie, vindt Koekkoek.„Heb het niet over verwarde personen. Want zo doe je alsof het probleem in de persoon zelf zit en zorg je voor veel onduidelijkheid door te suggereren dat verwarde personen een homogene groep vormen.”
Het aantal meldingen van verward gedrag is elk jaar toegenomen sinds de politie dit in 2011 kan registreren. In dat jaar ging het landelijk om ruim 40.000 meldingen, zeven jaar later was dit aantal bijna verdubbeld. Waar de toename vandaan komt, weet Koekkoek niet precies.„Ik ben opgegroeid in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen was het op straat vaak een stuk rommeliger dan nu. Het zou dus kunnen dat we gedrag sneller afwijkend vinden, en daarom de politie bellen. De drempel om iets bij een professionele instantie te melden lijkt lager geworden.”
Zou het ook niet zo kunnen zijn dat er gewoon meer mensen met psychische klachten zijn? Want een groot deel van de meldingen komt van mensen die psychische problemen hebben.
„Dat klopt, maar hierbij is in de officiële cijfers geen toename te zien. Aan de andere kant denk ik dat er wel degelijk meer mensen met problemen zijn. Vergelijk het met religie: niet alleen mensen die naar de kerk gaan, zijn gelovig. Zo denk ik ook dat er veel mensen zijn die weliswaar geen stoornis hebben, maar wel problemen ervaren door het hogere stressniveau in onze samenleving. Mensen die normaal gesproken in de kracht van hun leven zouden moeten staan, voelen nu veel druk of krijgen de eindjes niet meer aan elkaar geknoopt. Dat zegt iets en kan een deel van het verwarde gedrag misschien verklaren.”
De ondertitel van uw boek luidt: naar een andere benadering van onbegrepen gedrag. Waar doelt u op?
„Nu bestaat het idee dat verwarde personen een homogene groep vormen en er dus ook een oplossing is te bedenken die voor iedereen werkt, zoals een centraal meldpunt. Dan heb je alle meldingen op één plaats maar zegt dat nog niets over de achtergrond van deze meldingen. Die is vaak heel verschillend, dus je kunt het ook niet op één manier aanpakken. Daarnaast zie je dat dertig procent van de meldingen over vijf procent van de mensen gaat. Dit is een groep die heel veel problemen heeft. Volg die mensen daarom bijvoorbeeld constant.”
Koekkoek vindt dat politici en zorgbestuurders vooral met die laatste groep nogal laks omgaan.
„Nederland is een heel mooi en menselijk land, maar we hebben daardoor wel eens de neiging om achterover te gaan leunen en problemen niet meer te benoemen. Of we denken dat je het wel oplost door er wat extra geld in te steken of een paar poppetjes te verschuiven.”
De forse toename van het aantal meldingen heeft wat Koekkoek betreft daarom ook niet zozeer iets met geldtekort in de zorg te maken.
Sterker nog: er wordt nu veel meer uitgegeven aan de psychische gezondheidszorg dan enkele decennia geleden.
De problemen zijn echter niet minder groot geworden. Het probleem ligt daarom op een ander vlak: mensen hebben te hoge verwachtingen van zorgprofessionals en schuiven de hete aardappel maar al te graag door.
Dus daarom schrijft u dat zowel burgers als mensen die in de zorg werken moeten leren „gewoon te doen in ongewone situaties.”
„Inderdaad. Vroeger werd er meer in eigen kring omgekeken naar personen met problemen. Nu gaan deze mensen naar de huisarts. Die weet het ook niet precies, dus stuurt deze ze maar door. Als het lukt om het goede gesprek te voeren, hoeft dat misschien niet.
Zoals die melding van de vrouw die zei dat ze aan suïcide dacht. Daar hoef je niet direct de politie op af te sturen, die bezorg je op die manier veel extra werk.
Ik ben naast onderzoeker crisisverpleegkundige en kom zulke situaties in dat werk tegen. Daarom weet ik dat mensen die het over zelfdoding hebben, dat vaak als een noodkreet bedoelen.
Vaak heeft het te maken met iets wat die dag is gebeurd, waardoor ze het niet meer zien zitten. Een huurhuis is bijvoorbeeld afgewezen. Dat heeft impact op ieder mens. Vraag als professional daarom gewoon even door.
Natuurlijk, dat kan niet altijd. Maar vaak is steun als mensen onder elkaar genoeg.”
Bauke Koekkoek, De kwestie verwarde personen, Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2019, 176 blz. €25,99.