Staten van Amerika: verenigd of verdeeld
De Republikeinen en de Democraten staan op veel thema’s lijnrecht tegenover elkaar. Leden van beide partijen zijn het echter niet alleen oneens, maar wantrouwen elkaar vanwege de opvatting van de ander en vinden politieke tegenstanders bekrompen. Wat is er aan de hand in ”One Nation under God”?
Sommige commentatoren denken dat het land nog nooit zo gepolariseerd is geweest als nu. Dat is een stevige misvatting. In 1856 sloeg afgevaardigde Preston Brooks senator Charles Sumner op de Senaatsvloer in elkaar omdat die felle kritiek had geuit op een familielid van Brooks vanwege het houden van slaven. Dat gaat veel verder dan het statement van Joe Biden dat hij Donald Trump op het schoolplein in elkaar geslagen zou hebben wegens zijn uitspraken over vrouwen.
In 1861 beleefden de Verenigde Staten het dieptepunt van polarisatie, toen elf zuidelijke staten zich afsplitsten van de unie. Dit leidde tot de Amerikaanse Burgeroorlog, waarin meer dan 600.000 soldaten sneuvelden. De oorlog duurde vijf jaar en had nog decennialang invloed op de verdeeldheid in het land.
Daarmee vergeleken valt de huidige polarisatie mee. Er is wel verbale verdeeldheid, maar er vloeit geen bloed. Tegelijk is Amerika ruim 150 jaar later opnieuw tot op het bot verdeeld. Dit gaat verder dan meningsverschillen over beleidsvoorstellen. Uit een onderzoek van Pew Research blijkt dat 73 procent van de Democraten en de Republikeinen zegt het niet meer eens te kunnen worden met mensen uit de andere partij over basale feiten en gebeurtenissen zoals het bezoekersaantal bij de inauguratie van Trump. Het wederzijdse wantrouwen zit diep.
Daarnaast omringen burgers zich –bewust en onbewust– steeds minder graag met mensen die een andere mening zijn toegedaan. Volgens historicus James Kennedy staan er nu twee stammen recht tegenover elkaar. Waar er tijdens zijn jeugd in Amerika in de jaren 70 nog breed gedebatteerd werd, ziet Kennedy dat er nu hoofdzakelijk nog over politiek gediscussieerd wordt binnen een groep gelijkgestemden.
Regionaal georganiseerd
Een belangrijke oorzaak is dat er een herverdeling heeft plaatsgevonden in de Amerikaanse politiek. Rond 1960 waren de twee grote partijen nog vooral regionaal georganiseerd. Democraten uit het Zuiden –grofweg de voormalige staten met slavernij– hadden afwijkende opvattingen van partijgenoten uit andere delen van het land. Ook de Republikeinse Partij had duidelijk een meer conservatieve en een liberale vleugel. Daardoor werd er tussen beide partijen beter samengewerkt, omdat er over en weer groepen waren die zich in elkaar herkenden.
De Burgerrechtenwet uit 1964 –die onder andere een einde maakte aan de rassenscheiding– vormde het kantelpunt. Ondanks dat er relatief gezien meer Republikeinen dan Democraten voor de wet stemden, was het de Democratische Partij van president Lyndon B. Johnson die de eer opeiste voor het beëindigen van de segregatie. Sindsdien is de Republikeinse Partij een conservatieve partij van vooral witte kiezers geworden, terwijl de Democraten een liberaal-progressief karakter kregen. Uit onderzoek van Pew Research blijkt dat de gemiddelde Democraat en Republikein zich in 1994 nog duidelijk in het midden van het politieke spectrum bevonden. In 2017 was het politieke midden relatief uitgehold en waren de gemiddelde kiezers van beide partijen ver opgeschoven naar de flanken.
Inmiddels zijn beide partijen in grote lijnen intern verenigd over antwoorden op belangrijke vraagstukken zoals gendergelijkheid, immigratie en de rol van de overheid. Natuurlijk zijn er nog steeds flanken, maar het is wel duidelijk dat de Democraten als geheel zich bijvoorbeeld meer zorgen maken over het klimaatvraagstuk. Dat is op zich niet verkeerd. Doordat partijen een eenduidige visie hebben, weten kiezers op welk gedachtegoed zij stemmen. In het verleden kon een liberaal bijvoorbeeld Democratisch stemmen, om uiteindelijk te moeten toezien dat zijn partij als geheel een conservatief beleid voerde.
Wetgeving
Tegelijk brengt deze ontwikkeling een aantal problemen met zich mee. Allereerst heeft dit een negatieve invloed op het goedkeuren van wetten. Als de president en de meerderheid van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden van dezelfde partij zijn, is het niet moeilijk wetten door te voeren. Maar zodra een Republikeinse president te maken heeft met een Democratisch Huis van Afgevaardigden, is samenwerking vereist. Dat gaat steeds minder goed. Sinds de jaren 60 is het aantal goedgekeurde wetten stelselmatig afgenomen. Daardoor is het voor politici moeilijker om grote problemen op te lossen.
Daarom verzuchtte voormalig president Obama dat het zo makkelijk was tijdens zijn eerste twee jaar in het Witte Huis. Met de Democratische meerderheid in het Congres kon hij toen snel zakendoen. In de zes jaar daarna had hij te maken met een Republikeins Huis van Afgevaardigden en was hij stukken minder effectief. Dat kwam deels door een onverzettelijke opstelling van de Republikeinen, maar evenzeer door het onvermogen van Obama om akkoorden te sluiten met politieke tegenstanders. Ondanks bloemrijke woorden over géén Republikeins of Democratisch, maar een verenigd Amerika, heeft de vorige president weinig gedaan om de polarisatie terug te dringen. Vrijwel geen enkele Republikein was nog tevreden over Obama bij diens aftreden.
Een belangrijker punt is dat er steeds meer ‘identiteitsbubbels’ ontstaan. Journalist Ezra Klein spreekt van het „stapeltjes van identiteiten.” Ben je een christelijke zuiderling met een witte huidskleur? Hoogstwaarschijnlijk Republikeins. Een vrouw met een andere huidskleur? Grote kans dat zij op de Democraten stemt. Ben je voor wapenbezit? Vermoedelijk Republikeins. Maak je je zorgen over het klimaat? Dan zit je waarschijnlijk bij de Democraten. Kortom: voor beide partijen is er een stapeltje van identiteiten te maken.
Samenwerking
Klein stelt dat de Amerikaanse politiek voorheen juist goed kon functioneren doordat er veel mensen waren die elkaar op bepaalde punten herkenden, zelfs al waren ze het niet over alles eens. Vroeger was het goed mogelijk dat iemand Democratisch, pro life en voor wapenbezit was en op die laatste twee punten samenwerkte met Republikeinen. Die tijd is vrijwel voorbij en de politiek is volgens Klein door de huidige stapeling van identiteiten steeds minder effectief.
Onderzoekers van The New York Times waarschuwden er in 2017 voor dat Democraten en Republikeinen niet alleen politiek gezien steeds verder van elkaar af kwamen te staan. Ook maatschappelijk gezien zoeken zij steeds meer gelijkgezinden op. Dit leidt zelfs tot verhuizingen naar gebieden waar meer partijgenoten wonen. In grote delen van Amerika wonen inmiddels voornamelijk alleen Democraten óf Republikeinen. Politicoloog Lee Drutman spreekt daarom van twee naties binnen de Verenigde Staten. In grote delen van het zuiden en het midden van de Verenigde Staten maken de Republikeinen de dienst uit. Veel grote steden, het noordoosten en de westkust zijn het terrein van de Democraten.
Natuurlijk zijn er nog steeds mensen in het politieke midden die zich herkennen in beide partijen herkennen. Deze groep heeft minder uitgesproken opvattingen en is daardoor ook minder aanwezig in het publieke debat. Bovendien zijn er ook nog voldoende Amerikanen die raakvlakken hebben met medeburgers, ondanks politieke verschillen. Maar doordat mensen steeds meer in hun eigen bubbel van gelijkgestemden leven en dus weinig andersdenkenden meer ontmoeten, nemen de wederzijdse verdraagzaamheid en waardering aanzienlijk af. Uit een ander onderzoek blijkt zelfs dat een meerderheid van zowel conservatieven als liberalen liever géén geld verdient dan geld te verdienen door alleen maar te luisteren naar iemand met een andere opvatting over het homohuwelijk.
Geen enkele president is de laatste tientallen jaren in staat geweest de polarisatie in de samenleving te keren. Wie Donald Trump wil aanwrijven dat de maatschappij door zijn toedoen verdeeld is, doet de huidige president én de geschiedenis tekort. Die polarisatie was er immers al. Tegelijk heeft Trump geen positieve bijdrage geleverd aan het herstel van het maatschappelijke wederzijdse vertrouwen. Vanaf zijn kandidaatstelling heeft hij vrouwen, journalisten, immigranten, moslims, zijn politieke tegenstanders en vele anderen beledigd. De meerderheid van het Amerikaanse volk vindt dat de president een negatieve invloed heeft op de toon van het publieke debat en dat zijn uitspraken en gedrag soms verwarrend en beschamend zijn. Een kleine meerderheid heeft daarnaast soms wel weer plezier in het optreden van Trump.
Ook in zijn politieke omgeving is de president geen verbinder. Nadat Trump onverwacht de Republikeinse nominatie had veroverd wist hij de partij te ‘verenigen’ door kritische geesten buitenspel te plaatsen en partijgenoten en later medewerkers in het Witte Huis te kleineren en bij te veel tegengas te ontslaan. Met dergelijk gedrag is de huidige president niet uniek. Van zijn voorganger Lyndon B. Johnson is bekend dat hij mensen totaal vernederde door hen bijvoorbeeld te verplichten met hem op het toilet te overleggen terwijl zij toekeken hoe hij zich ontlastte. Van zulke vergaande escapades wordt Trump nog niet beticht.
Tijdgeest
Toch heeft Trump de tijdsgeest in 2016 beter aangevoeld dan veel anderen. Miljoenen Amerikanen voelden zich buitengesloten door de politieke elite. Daar speelde de huidige president goed op in door zich te presenteren als de man die opkomt voor de vergeten Amerikaan. Zijn taalgebruik was ook niet wezenlijk anders dan dat van bijvoorbeeld Franklin D. Roosevelt in 1936, die tijdens zijn herverkiezingscampagne zei: „Nooit eerder in onze geschiedenis hebben deze krachten zich zo verenigd tegenover een kandidaat als dezer dagen. Ze zijn unaniem in hun haat jegens mij en ik verwelkom hun haat.” Dergelijke teksten komen overeen met speeches van Trump. Waar Roosevelt echter zijn toespraak doorspekte met concrete beleidsvoornemens over bijvoorbeeld het aanpakken van de werkloosheid en het toegankelijk maken van het onderwijs, biedt Trump nauwelijks concrete oplossingen.
Partij schuift op
Of Joe Biden veel verandering gaat brengen is de vraag. Als vicepresident onder Obama heeft hij niet duidelijk bijgedragen aan het terugdringen van de polarisatie. Biden is zelf een relatief gematigde Democraat, maar heeft ook te maken met een partij die steeds meer opschuift naar de liberaal-progressieve hoek. Wil hij zijn achterban aan zich binden, dan is het uitsteken van een hand naar de Republikeinen vrijwel onmogelijk. Bovendien heeft hij zich in de campagne niet gepresenteerd als een krachtig leider die tegenstellingen kan overbruggen. Als kiezers dinsdag naar de stembus gaan met de hoop dat Biden als nieuwe president het land zal verenigen, komen zij vermoedelijk bedrogen uit.
De vraag is bovendien of een president dit probleem alleen kan veranderen. James Kennedy is bijvoorbeeld pessimistisch over de toekomst van Amerika. Volgens hem is het tweepartijenstelsel „disfunctioneel” en een blijvende oorzaak van verdeeldheid. „Het werkt polarisatie in de hand en reduceert de politiek tot een stammenstrijd. Er zullen waarschijnlijk geen grote hervormingen in de VS plaatsvinden totdat er meer politieke concurrentie komt”, schreef de historicus recent in zijn column in Trouw. Anderzijds heeft de president een belangrijke voorbeeldfunctie om verbinding te leggen met heel het volk, niet alleen de mensen die het met hem eens zijn. Als de president niet meer verbindt, wie doet het dan nog wel?
Amerikanen die trouw beloven aan de vlag –een belangrijk ritueel in de Verenigde Staten– spreken daarin over ”One Nation under God”. Helaas is de invloed van het christelijk geloof tanende in Amerika. Eén natie vormen de Verenigde Staten nog wel, maar eenheid en wederzijds respect zijn ver te zoeken. Historicus Simon Schama zei al in 2004 dat de Verenigde Staten sinds de naweeën van de Amerikaanse Burgeroorlog niet meer zo verdeeld waren geweest. Hij stelde daarom dat Verdeelde Staten van Amerika een passender naam zou zijn voor het land.